CD Recensies

MOZART: PIANOCONCERTEN NR. 20 EN 27, PIRES

Mozart: Pianoconcerten nr. 20 in d KV 466 en 27 in Bes KV 595. Maria João Pires met het Mozart orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 479.0075 (60’08”). 2011

 

Als voorbereiding op een oordeel over deze plaat leek het nuttig om het oudere Mozart concertmateriaal van Pires nog een naar voren te halen. Haar eerste bundel met het Gulbenkian orkest onder Guschlbauer op Erato uit begin jaren zeventig. Verder haar met enige tussenpoos in de jaren negentig gemaakte opnamen  met Abbado op DG, alles achteraf ook meteen gerecenseerd in deze rubriek.

Of dit nieuwe materiaal voor soliste en dirigent als vervolg op die eerdere samenwerking een soort muzikale thuiskomst was in respectievelijk het auditorium van het Teatro Manzoni in Bologna en het Konzerthaus in Bozen (Bolzano)? 

Een thuiskomst, omdat hun gezamenlijke eerste concertopname met het Weens filharmonisch plaatsvond, de tweede met het alertere Europees kamerorkest en nu het eindelijk het niet minder enthousiaste maar authenthieker Orchestra Mozart aan de beurt is. Een orkest dat net als het grotere ensemble dat Abbado tijdens het Luzern festival leidt, enigszins inter-Europees van samenstelling is, al is de basis stevig Italiaans. De Nederlandse inbreng bestaat uit fluitist Jacques Zoon en tweede violiste Maartje Kraan.

In KV 466 speelt het orkest op basis van vier contrabassen, in KV 595 is dat uitgebreid tot zes met de blazers navenant. Belangrijk is dat de dialogen van de soliste met de houtblazers mooi, maar onopgesmukt naar voren komen, dat in het algemeen de dynamische contrasten ruim bemeten zijn en dat naar het pianissimo toe de strijkers soms niet meer dan een warme zucht laten horen.

Vermeldenswaardig is mogelijk nog dat de soliste in KV 595 keurig Mozarts eigen cadensen gebruikt en in KV 466 gelukkig die van Beethoven. Waarom zelf proberen wat bijzonder eigens in te lassen  als er zulke prachtige, passende voorbeelden voorhanden zijn?

Pires speelt als in een lang gekoesterde wensdroom die in vervulling is gegaan, tot in de laatste vierenzestigste zo helder als puur bergkristal, mee profiterend van een ideaal vastgelegde pianoklank in mooi evenwicht met het orkest.

Een nadere gedetailleerde recensie met opgepoetste clichétermen lijkt bij een zo vanzelfsprekend prachtig resultaat uilen naar Athene dragen.

Jammer dat er steeds minstens een decennium voorbij gaat voordat deze twee elkaar treffen voor een opname, jammer dat bij de tussen hen heersende chemie nooit een integrale opname van Mozarts werken tot stand kwam. Maar in plaats van dat te betreuren moeten we meer erg dankbaar zijn met het weinige waarover we wel kunnen beschikken.