CD Recensies

MENDELSSOHN: VIOOLCONCERTEN IN d EN e, IBRAGIMOVA

Mendelssohn: Vioolconcerten in d en in e op. 64; Ouverture De Hebriden. Alina Ibragimova met het Orchestra of the Age of Enlightenment o.l.v. Vladimir Jurowski. Hyperion CDA 67795 (56’22”). 2011

 

Wanneer we de reeks opnamen van ‘het’ Mendelssohnconcert het geestesoor laten passeren, komt een hele stoet namen voorbij. Met positieve uitschieters als Heifetz (RCA 09026-61743-2), Menuhin (EMI 566.975-2), Stern (Sony SK 46542), Lin (Sony SMK 89715), Chung (Decca 460.976-2), Mutter (DG 477.8001), Kennedy (EMI 749.663-2), Bell (Sony SK 89505), Chang (EMI 556.418-2) en Jansen (Decca 465.769-2).

Maar de combinatie van het jeugdconcert in d uit 1822 is zeldzamer. Dan komen we bij Viktoria Mullova (Philips 432.077-2), Frank Peter Zimmermann (EMI 574.739-2) en Marat Bisengaliev (Naxos 8.553844) terecht.

Omdat de rivaliteit zo groot is, moeten vertolkingen van deze werken aan hoge eisen voldoen om blijvend indruk te maken.

Ibragimova scoort met haar Anselmo Bellosio viool van rond 1775 op een groot aantal bepalende punten heel hoog. Haar hele aanpak ademt om te beginnen blijken van een enorm technisch en virtuoos kunnen en een fraaie intonatie, maar minstens zo belangrijk zijn haar stijlbesef en haar perfectionisme. Geen enkele i blijft zonder puntjes, geen enkele t zonder dwarsstreepje.  Ze gaat heel zorgvuldig om met vibrato. Minstens zo belangrijk is dat ze een bij deze werken passend jeugdig elan uitstraalt. Er is van een werkelijke dialoog met het orkest sprake.

Blij moeten we vooral ook zijn met het na ’s componisten dood teruggevonden concert in d, het verrassende werk van een dertienjarige. Natuurlijk verraadt het stuk duidelijke klassieke invloeden uit de richting van Mozart, maar de verbluffende, lastige finale, heeft iets van zigeunermuziek. Hij wordt met ongelooflijk veel bravura gespeeld, maar het klinkt nergens ordinair.

Er is nog een interessant en belangrijk feit: de werken klinken dankzij de inbreng van het orkest voor het eerst nogal ‘authentiekerig’, mooi doorzichtig en in een stemming van A = 437Hz. Fijn ook zo zorgvuldig als de soliste zowel als het orkest aandacht schenken aan alle dynamische muancen.

Er gaat hierbij minstens zoveel aandacht uit naar de inbreng van orkest en dirigent, vooral ook omdat het hier niet om de presentatie van showstukken à la Paganini of Wieniavsky gaat, maar om echte dialoogconcerten die de solist(e) ruim de mogelijkheid bieden voor virtuoos vertoon.

Tussen beide concerten in klinkt de Hebridenouverture, ook mooi gedaan, maar het had hier en daar wat stormachtiger mogen klinken. Wat de concerten betreft, is echter van een nieuwe winnaar sprake.