Martinů: Gilgamesh. Eva Depoltová (s), Stefan Margita (t), Ivan Kusjner (b), Ludek Vele (bs) met het Slowaaks filharmonisch koor en –orkest o.l.v. Zdenek Kosler. Naxos 8.555138 (55’26”). 1989
Gilgamesh, of voluit Het epos van Gilgamesh is een lang Assyrisch-Babylonisch gedicht dat voor of tijdens de zevende eeuw in spijkerschrift werd vastgelegd, ruim 1500 jaar voordat van Homerus sprake was. Het leidde tot een van Martinů’s beste werken; het werd in 1955 geschreven, kort voor de 3 Fresco’s van Piero della Francesca. Het gaat over Gilgamesh, de koning van Uruk die hoort over de krijger Enkidu die in de natuur leeft met slechts dieren als vrienden, Hij stuurt hem een courtisane aan wie hij zijn onschuld verliest; de koning wordt vervolgens met hem bevriend, maar niet nadat ze een gevecht hebben geleverd.
Het tweede en derde deel van dit oratorium gaan over de thema’s dood en onsterflijkheid, het tweede over de dood van Enkidu en Gilgamesh’ verdriet daarover en diens verzoek aan de goden om hem weer tot leven te wekken op zoek naar onsterflijkheid.
In het derde deel ervaren we hoe hij faalt om de geheimen van de onsterflijkheid te leren kennen. Het is vrijwel onmogelijk om de laatste woorden van Enkidu’s geest (“Ja, ik zag”) met zijn subtiele vocale kleurveranderingen te horen zonder respect te krijgen.
Met zijn sfeertekening van een geheimzinnig verleden, het gebruik van gesproken dialoog en een aparte klankwereld is het onvermijdelijk dat Gilgamesh vergeleken wordt met Honegger’s Le roi David, maar Gilgamesh is duidelijk het veel krachtiger, inventiever en spannender werk.
De uitvoering wordt begrijpelijk in het Tsjechisch voorgedragen, maar dat mag niemand ervan weerhouden om naar deze indringende uitvoering te luisteren. De behandelde thematiek is universeel en hier horen we Martinů op zijn best.
De rolbezetting kent geen zwakke punten en zeker de Gilgamesh van Kusjner is imposant. Koor en orkest leveren ook een heel goede bijdrage.