CD Recensies

MOZART: COSÍ FAN TUTTE, NÉZET-SÉGUIN

Mozart: Cosí fan tutte KV 588.  Miah Persson, Angela Brower, Adam Plachetka, Rolando Villazón, Mojca Erdmann, Alessandro Corbelli met het Europees kamerorkest o.l.v. Yannick Nézet-Séguin. DG  479/06414  (3 cd’s, 2u.58’00”). 2012

 

Het is haast onbegrijpelijk dat DG zich genoopt voelt om op een toch al oververzadigde, niet vlot lopende markt anno 2013 nog eens te manifesteren met een door Nézet-Séguin geleide reeks Mozart opnamen met Villazón in de hoofdrollen. Deze Cosí fan tutte zal namelijk worden gevolgd door IdomeneoDie Entführung aus dem SerailLe nozze di FigaroLa clemenza di Tito en Die Zauberflöte.

Los daarvan is het zaak om met prachtige opnamen van onder meer Böhm (EMI 567.379-2, n.b. uit 1962), Gardiner (Archiv 437.829-2) en zelfs de oeroude Karajan uit 1954 (EMI 567.064-2) op cd en Fischer (Opus Arte OA 970 D), nogmaals dezelfde Gardiner (Archiv 073-026-9) en Harding (Virgin 344716-9) op dvd te consulteren om erachter te komen welke plussen en minnen voor de nieuwe onderneming tellen.

De Guglielmo van de Tsjechische bas-bariton Adam Plachetka is een nieuwe verschijning van de aangenamere soort. Zijn mooie allround stem toont ook karakter, het best tot uiting komend in de aria ‘Donne mie, la fate e tanti’ en in het duet met Dorabella ‘Il core vi dono’ is hij gewoon geweldig goed. Ook de secco recitatieven worden keurig afgeleverd.

Met de inbreng van Rolando Villazón raken we de crux van het geheel. Aan toewijding, inzet en enthousiasme geen gebrek, maar zijn stem lijkt nog steeds niet voor de volle honderd procent in orde. Met name het hoogste register is wankel en het gaat da niet aan falsetto te gaan zingen. Trillers komen ook niet allemaal gaaf tot stand. Vergelijk zijn ‘Un’aura amorosa del nostro tesoro’ en ‘Tradito, schernito dal perfido cor’ met dat van collega’s. Is zijn gespeelde passie niet wat overdreven voor Mozart? 

Komen we bij de Dorabella van Angela Bower. Charme en spiritualiteit bezit ze wat meteen goed te horen is in ‘Smanie implacabili’ en ook haar expressie in ‘È amore un ladroncello’ is juist getroffen. Haar inbreng in de ensembles is heel goed, dus alle lof voor haar.

Miah Persson zong de rol van Fiordiligi al bij Fischer in Glyndebourne en leek daar wat meer op haar plaats. Hier is haar aanwezigheid wat ongelijkmatiger. ‘Per pietà ben mio, perdona’ klinkt introvert, maar ook heel persoonlijk en ook verder krijgt ze een royaal brevet van bekwaamheid 

Als Despina is Mojca Erdmann niet helemaal het ideale kamerkatje. Haar stem heeft een harde kant waarvan men moet houden en ook in de rol van notaris is ze niet al te geloofwaardig. Haar beide aria’s lukken aardig, maar een ideale Mozartstijl beheerst ze (nog) niet. In de ensembles overtuigt ze wel.

Bij de op zich goed gepersonifieerde Don Alfonso van Alessandro Corbelli ontbreekt het wat aan de vileine kant: hij is niet alleen maar een ietwat avontuurlijke, conspirerende oudere man. Zijn bariton contrasteert ook wat weinig met de donkere stem van Guglielmo. Hij is ook wat karig bedeeld met slechts één aria, ‘Vorrei dir e cor non ho’ en speelt in de ensembles een te weinig grote rol.

De begeleidingen waarvoor Nézet-Seguin tekent zijn keurig verzorgd.

Het gaat er dus voornamelijk om, hoezeer men de slechts iets meer dan matig door Erdmann en Villazón vervulde rollen accepteert om te bezien of aanschaf van deze uitgave de moeite loont.