Martinů: Vioolconcert nr. 2 H. 293; Serenade nr. 2 voor strijkorkest H. 216; Toccata e due canzoni H. 311. Isabelle Faust (v), Cédric Tiberghien (p) met het Praags filharmonisch orkest o.l.v. Jirí Belohlávek. Harmonia Mundi HMC 90.1951 (62’49”). 2006
Het voor Mischa Elman bedoelde Vioolconcert nr. 2 uit 1945 is een heel wat attractiever en inventiever werk met meer substantie dan zijn voor Dushkin geschreven voorganger uit 1930 ondanks de herziening daarvan in 1955. Hier ervaren we de componist duidelijk in de concerto grosso sfeer.
Indertijd speelde Josef Suk beide concerten op Supraphon SU 11.1969-2, maar later overtrof Matousek hem duidelijk op Hyperion CDA 67674 in het kader van een opname van de complete werken voor viool en orkest.
Maar op haar beurt overtreft Isabelle Faust hem weer met een briljante, met meer verve en nuance plus een volmaakt gevoel voor dit idioom gegeven interpretatie. Ze geeft de wat hoekige lyriek een milder karakter en wordt ideaal door het orkest gesteund.
De Serenade uit 1932 is voor strijkorkest en omdat het werk werd geschreven voor het Ballet Palíček ademt het de vrolijke sfeer van folklore. Ook dit werk wordt met veel elan gespeeld.
Aan zichzelf overgelaten speelt dat orkest daarna tot besluit de voor Paul Sacher in Bazel geschreven Toccata e due canzoni uit 1946. Ook alweer een soort kruising tussen een concerto grosso en een kamersymfonie en daarom mooi passend in dit programma. De niet geringe pianopartij wordt fraai ingevuld door Cédric Tiberghien die ook alweer de sfeer van dit concertante pal naoorlogse, nog van opluchting, maar ook van verschrikking en oorlogsmoeheid getuigende werk goed aanvoelt. Het orkest laat hier alleen in de hoge strijkers even een veertje. Alle waardering verder voor de geluidskwaliteit.