Martinů: Elegie H. 3; Concert voor viool en piano H. 13; Vioolsonates nr. 1 H. 182, in C H.120, in d H. 152; Impromptu H. 166; Korte stukken nr.1-5 H 184. Bohuslav Matousek en Petr Adamec. Supraphon SU 3410-2 (2 cd’s, 2’01’17”). 1997
Martinů: Vioolsonates nr. 2 H. 208, 3 H.303; Arabesken nr. 1-7 H. 201a; Vioolsonatine in G H. 262; Stukken voor viool en piano ‘Intermezzo’ H. 261; Etudes rythmiques nr. 1-7 H. 202; Madrigaal stanzas nr. 1-5 H. 297; Rapsodie H. 307 ‘Tsjechische rapsodie’; Arietta H. 188a. Bohuslav Matousek en Petr Adamec. Supraphon SU 3412 (2 cd’s, 2u 10’49”). 1998
Supraphon had de goede gedachte om nu eens de complete werken voor viool en piano van Martinů vast te leggen en niet alleen dat: het gebeurde ook in chronologische volgorde, dus van de Elegie (met de ondertitel Kwade terugkeer) uit 1909 tot de Tsjechische rapsodie uit 1945. Ambitieuze en merendeels mooi geslaagde composities, maar wel met allerlei te herleiden invloeden over een periode van zowat 36 jaar.
Contrast genoeg, meteen al tussen de inderdaad bozige Elegie en het uitvoerige, 27 minuten vergende Concert dat van zonnige eenvoud en speelsheid getuigt. Maar met de Sonate in C uit 1919 wordt het weer ernst en de resterende werken getuigen van groeiend zelfvertrouwen en een grondiger beheersing van de materie.
Een beter pleidooi voor deze werken dan door het heel goede Tsjechische duo is er momenteel niet en de mooie opname laat hun verzorgde, stijlvolle spel mooi opbloeien.