Mahler: Symfonie nr. 1 in D. Boedapest festival orkest o.l.v. Iván Fischer. Channel Classics CCS SA 33112 (55’40”). 2011
Mahlers Symfonie nr. 1 begint met die beroemde toonladder A, uitgespreid over zeven octaven en van een pianissimo fundament voorzien door harmonieën van de strijkers die samen ‘het geluid van de natuur’ moeten suggereren. Zo werd een nieuwe esthetiek geïntroduceerd, Mahler maakte sonoriteit tot een wezenlijk bestanddeel van de symfonie als genre. En dan is er nog dat bekende Vader Jacob citaat van de solo contrabas waarmee het derde deel in mineur en het hoge register begint: een ietwat lompe parodie. De verder eenvoudige melodieën, de geavanceerde orkestratie en een wat formele vormgeving leiden tot een bijzonder resultaat. Waarbij het allereerste begin als Titan met het extra Blumine deel nog hooguit symbolisch op de achtergrond meespeelt.
Luisterend naar de interpretatie van Fischer wordt men zich weer heel duidelijk bewust van dit alles. Maar er is meer: de blije, dromerige gedeelten, de vulgaire tegenover de serene momenten, de overgang van wanhoop naar triomf in de finale worden helder uitgetekend. Geen nuance blijft onbelicht en hooguit de gedeelten met volksmuziek achtergrond blijven wat onderbelicht zoals in het scherzo dat meer van een ländler had mogen meekrijgen.
Maar het eindresultaat valt wel binnen het rijtje mooiste opnamen naast Kubelik (DG 449.735-2).