Miaskovsky: Symfonieën nr. 1 in c op. 3, 2 in cis op. 11, 3 in a op.16, 4 in e op. 17, 5 in D op. 18, 6 in es op. 23 ‘Revolutionaire’, 7 in b op.24, 8 in A op. 26, 9 in e op. 28, 10 in f op. 30, 11 in Bes op. 34, 12 in g op. 35 ‘Kolchoze’. 13 in bes op. 36, 14 in C op. 37, 15 in d op. 38, 16 in F op. 39 ‘Luchtvaart’, 17 in gis op. 41, 18 in C op. 42, 19 in Es op. 46 voor blaasorkest; 20 in E op. 50, 21 in fis op. 51, 22 in b op. 54 ‘Symfonische ballade’, 23 in a op. 56 ‘Symfonie-suite op Kabardische thema’s’, 24 in f op. 63, 25 in Des op. 69, 26 inV op. 79 en 27 in c op. 85; Serenade in Es op.32/1, Stilte op. 9, Sinfonietta in A op. 10, Sinfonietta nr. 1 in b op. 32/2; nr.2 in A op. 32, 3 in a op. 68; Slavische rapsodie in d op. 71; Divertissement op. 80; Hulpigung’s ouverture in C op. 48; Verbindingen op. 65; Lyrisch concert in G op. 32/3; Pathetische ouverture in c op. 76; Alastor in c op. 14. USSR Staats symfonie orkest c.q. Academisch symfonie orkest van de Russische Federatie o.l.v. Jevgeni Svetlanov (16 cd’s, 20 u. 40’40”). 1990/1
Miaskovsky: Symfonieën nr. 21 in fis op. 51. 17 in gis op. 41; Begroetings ouverture op. 48. Academisch symfonie orkest van de Russische federatie o.l.v. Jevgeni Svetlanov. Alto ALC 1023 (77’). 1991
Nikolay Miaskovsky, ook gespeld als Mjaskovsky of Myaskovsky (1881-1950) was een productieve componist die in tegenstelling tot Rachmaninov, Stravinsky en Prokofiev trouw bleef en zich dus braaf, zonder grote conflicten te veroorzaken aan de beperkende Sovjet eisen op muziekgebied hield. Hoe beperkend dat in zijn geval was, zullen we nooit weten. Tekenend is dat hij tot zes maal toe de Stalin prijs kreeg. De partij eerde hij bijvoorbeeld met zijn lofzang op de collectivisatie van de landbouw in zijn symfonie nr. 12.
Niet alleen als componist speelde Miaskovsky een belangrijke rol, ook als docent aan het Moskou’s conservatorium was hij belangrijk, onder meer omdat hij in theorie en praktijk aantoonde wat een Russische symfonie hoorde te zijn. Buiten Rusland bleef hij tamelijk onbekend.
Uit dit album blijkt in ieder geval wel dat hij best heel wat goede muziek schreef. Tot op zekere hoogte vervulde Miaskovsky als symfonicus een brugfunctie tussen Tchaikovsky enerzijds en Prokofiev en Shostakovitch anderzijds. In de vroege werken is iets in de geest van Scriabin (maar zonder diens exotische kant) of de jonge Zemlinsky te horen. Zijn idioom werd in de loop der jaren heel wisselend van expressionisme tot zwaar romantisch en lyrisch, van epische grandeur – zoals in nr. 6, zijn langste symfonie – tot duistere, emotionele intimiteit zoals in de ééndelige nr. 6. Ook de Russische futuristen Mossolov en Roslavets lieten enige sporen na.
Nummer 13 en 14 zijn tamelijk modernistisch. Symfonieën nr. 18/20 lijken met hun uitstraling van opgelegd Sovjet optimisme minder boeiend. Daarna ontstonden weer kenmerkender, wezenlijker bijdragen: nr. 21 en 23. Echt heel mooi is het adagio uit nr. 27.
Ook bij de aanvullend opgenomen werken gaat het zeker wat de Sinfonietta’s betreft om substantiële muziek.
Waarschijnlijk had Miaskovsky geen betere pleitbezorger voor zijn muziek kunnen vinden dan Svetlanov die duidelijk hoorbaar sterk in deze muziek geloofde en die deze werken net in de overgangsperiode van de USSR naar de Russische Federatie met hetzelfde orkest onder een nieuwe naam opnam. Dit omvangrijke moois verscheen eerst op Melodiya en Olympia, maar werd, gelukkig wel, door de Franse Warnettak overgenomen.