Mendelssohn: Symfonieën nr. 1-5; Ouvertures De Hebriden op. 26, Ein Sommernachtstraum op. 21 en Das Märchen von der schönen Melusine op. 32; Scherzo uit Octet in Es op.20. Elisabeth Connell en Karita Mattila (s), Hans-Peter Blochwitz (t) met het Londens symfonie orkest en –koor o.l.v. Claudio Abbado. DG 471.467-2 (4 cd’s, 4u. 05’40”). 1984
Ashkenazy (Decca 470-946-2, 3 cd’s) en Weller (Chandos CHAN 10224, 3 cd’s) ten spijt is er altijd nog geen fijnere opname van Mendelssohns vijf symfonieën ter beschikking dan deze, al vormt De Vriend (Challenge CC 72543, CC72651) met zijn vitale vertolkingen waaraan alleen nog nr. 4 ontbreekt wel een serieuze bedreiging.
Nadeel zou kunnen zijn dat Abbado drie ouvertures toevoegde en daarvoor een vierde schijfje nodig had, maar bij zoveel fraai gespeeld goeds mag dat geen gewicht in de schaal leggen.
Wat we hier te horen krijgen is in alle opzichten zo uitstekend. Eén van de bijzondere kenmerken bij Abbado’s aanpak is, dat hij zwakke stellen in de structuur of de thematische ontwikkeling zo goed weet te camoufleren. Helder en direct gaat hij op zijn doel af. In symfonie nr. 1 in het derde deel vervangen door het scherzo uit het octet dat extra is toegevoegd. Lobgesang uit symfonie nr. 2 is pure vreugde op dit hoge niveau uitgevoerd. Een uiterst geslaagd project.
Het resultaat als geheel kan van superieure kwaliteit worden genoemd.