Martin: Petite symphonie concertante; Symfonie; Passacaglia. Londens filharmonisch orkest o.l.v. Matthias Bamert. Chandos CHAN 9312 *67’17”). 1993
Het zal in 1957 zijn geweest toen ik via de Petite symphonie concertante uit 1945 voor het eerst (hoogst aangenaam) kennis maakte met de muziek van Frank Martin: op een weinig muziekwaardige plaats in de Markthal te Amersfoort waar ’s morgens waarschijnlijk een veiling en ’s middags volleybalwedstrijden hadden plaatsgevonden, maar nu ter weerszijden van het podium een paar palmen wachtten ter begroeting van het Utrechts stedelijk orkest o.l.v. Paul Hupperts. Martin maakte toen al diepe indruk op me.
Het werk werd geschreven in opdracht van de Paul Sacher stichting. Aan opnamen van het werk geen gebrek; begin 2014 is er nog een Vergelijkende Discografie aan gewijd. Daarin kwamen Thierry Fischer (DG 435.383-2) en Bamert als ‘winnaars’ naar voren. Een mogelijk wezenlijk verschil is, dat Bamert zich baseert op de versie met groot orkest uit 1946.
Misschien komen daardoor de Bachachtige wendingen iets minder duidelijk naar voren, de lyrische kanten echter des te meer. Wie daarvoor gevoelig is kan herinneringen ondergaan aan Ravel, Harris en zelfs Khatchaturian.
De vierdelige symfonie stamt uit 1937 en heeft iets weg van een milde tweede symfonie van Kurt Weill aangelend met wat serialisme. Als solo instrumenten vallen een saxofoon, een klarinet en twee piano’s op. Het mooist geslaagd is een kalm, subtiel largo.
De korte, lyrische Passacaglia is niet anders dan een georkestreerd orgelwerk.
Voor alle uitvoeringen en zeker ook voor de opname passen alle lof.