Martin: Concert voor 7 blazers en strijkorkest; Erasmi monumentum; Études voor strijkorkest.
Het is misschien wat flauw, maar het ligt voor de hand om in composities die rond het midden van de vorige eeuw ontstonden naar invloeden van andere grote componisten te zoeken. Stravinsky komt natuurlijk meteen naar voren als het gaat om het Concert voor 7 blazers en slagwerk uit 1949. Maar ook de fluitpartij heft in de verte wel iets van Nielsen en de fagot van Ravels La valse. Maar genoeg van dergelijke spelletjes: Martin beschikte altijd over voldoende originaliteit en hoefde op niemand anders te leunen. Solistische bijdragen worden geleverd door fluit, hobo, klarinet, fagot, hoorn, trompet en trombone. In de slagwerkkeuken vinden we bekkens en twee slagwerkers. Het gaat er daarom alleen al levendig aan toe in het driedelige werk met even een rustpunt in het adagietto: misterioso ed elegante.
Eenmaal gevestigd in het land van Erasmus is het misschien niet zo vreemd dat Martin in 1969 een eerbetoon schreef aan de Homo pro se die een gelijknamig deel kreeg in dit werk voor orgel en orkest dat vooral waardig klinkt totdat meer commotie ontstaat in Stultciae laus waarna Querela pacis een bede om vrede is. Of hier op de achtergrond de Vietnamese oorlog een rol speelde?
De Études voor strijkorkest zijn een opdrachtswerk van de vermogende dirigent Paul Sacher en stellen inderdaad wat zwaardere eisen aan het ensemble; in het pizzicato gedeelte kan men zich ook nog Spaanse balalaikaspelers voorstellen.
Opnieuw toont het Londense orkest met de daaruit gerekruteerde goede solisten zich een warm pleitbezorger van deze muziek.