Nielsen: Symfonieën nr. 1 in g op. 7 FS 16 en 2 op. 16 FS 28 De vier temperamenten. Fins Omroeporkest o.l.v. Jukka-Pekka Salonen. Finlandia 8573-85574-2 (63’21”). 2001
In 1883 ging Carl Nielsen viool studeren nadat hij al actief viool, piano en trombone had gespeeld en actief was in een militair orkest in Odense aan het conservatorium in Kopenhagen. Eenmaal afgestudeerd speelde hij zestien jaar in het koninklijk kapelorkest. Toen hij daar vertrok werd hij al beschouwd als de eerste moderne Deense componist. Later kregen zijn zes symfonieën en meer nog zijn drie concerten een vaste plaats in het internationale repertoire.
Nielsen kreeg het idee voor zijn tweede symfonie in 1902 toen hij een schilderij zag in een dorpscafé. Het bestond uit vier delen waarvan elk één van de vier temperamenten beschreef: cholerisch, sanguinisch, melancholisch en flegmatisch. Al had hij gelachen om dat primitieve schilderij, toch bleef Nielsen eraan denken en besefte hij ‘dat deze grove plaatjes toch een kern of een gedachte bezaten en zelfs een muzikale onderstroom’.
Dat was de aanleiding tot zijn eerste orkestwerk in de geest van zijn eigen geluidswereld en de première daarvan was een groot succes.
Eén van de succesvolste opnamen is deze van Jukka-Pekka Salonen die nauwkeurig zorgt voor een behoorlijk contrast tussen de onderling zo verschillende stemmingen van de bier delen; dat gaat van de hevige woede uit het eerste deel via romantisch optimisme en overpeinzende triestheid tot arrogant zelfvertrouwen.
De koppeling met de aanzienlijk minder betekenisvolle Symfonie nr. 1 uit 1892 kan aantrekkelijk zijn. Andere erg mooie vertolkingen van de Tweede zijn gecombineerd met de Eerste, Derde, de ouverture Maskerade en de Aladdin suite (Blomstedt, Decca 460.985-2, 2 cd’s) of met het Fluitconcert, de Rapsodie ouverture en Een denkbeeldige tocht naar de Faroer eilanden (Chung. BIS CD 454).