Nielsen: Vioolconcert op. 33 FS 61; Tchaikovsky: Vioolconcert in D op. 35. Vilde Frang met het Deens nationaal symfonie orkest o.l.v. Eivind Gullberg Jensen. EMI 602.570-2 (71’48”). 2011
Behalve naar rijzende ster Vilde Frang zal bij deze cd de belangstelling vooral uitgaan naar het vioolconcert uit 1911 van Carl Nielsen. Niet slechts omdat er eindelijk van een geringe, maar welverdiende Nielsen renaissance sprake is, maar omdat het om een bijzonder werk, opgewekt en mededeelzaam van aard, gaat.
De constructie bestaat uit twee delen waarbij de solist (en de luisteraar) meteen met een uitgebreide cadens in de actie van het eerste deel worden betrokken. De sfeer is mild poëtisch en van een grillige charme overeenkomstig de aanduiding Allegro cavalleresco.
Het gaat ook over een deel vol afwisseling dat een optimistisch karakter heeft met vlagen van lichte melancholie. Die stemming wordt voortgezet in het tweede deel waarin een wat overpeinzend thema wordt uitgewisseld, eerst tussen de solist en de blazers, daarna met het volledige orkest. Het werk eindigt met een ietwat spottend rondo met terloopse verwijzingen naar het dorpsorkestje waarin de componist zelf ooit speelde.
Vilde Frang, inmiddels een terecht gevierde topvioliste, geeft een briljant virtuoze vertolking van het werk. Haar articulatie en frasering zijn steeds precies zo dat ze de wisselende stemmingen goed weet te typeren. Gelukkig vermijdt ze ook een door veel vibrato vervette toon zodat de heldere lijnen van haar partij mooi kunnen worden getrokken.
Violisten als Cho-Liang Lin (Sony SK 44548, 07464-44584-2), Vengerov (Warner 2564-67300-2), Sjøgren (Chandos CHAN 8894) en Kang (BIS CD 370) die voor de waardevolste verklankingen zorgden, maar nu voegt de jonge Noorse (1986) zich met glans in dit rijtje uitverkorenen.
Denk niet dat ze het in het meer afgetrapte Tchaikovskyconcert minder doet. Ze overtuigt vanaf de inzet van haar eerste thema en neemt daarna met schijnbaar gemak alle horden. Treffend is vooral het grote kleurenspectrum dat ze toont tijdens haar avontuurlijke, succesvolle reis door het werk waarin ze ook menig individueel trekje weet aan te brengen. Ze weet van de haast broze Canzonetta een hoogtepunt te maken naast alle vuurwerk uit de snelle delen. Ze is ook niet band om de expressie met wat rubato te intensiveren en is niet band om de fantasie de vrije loop te geven. Zo werd ook dit een blijk van een boeiende, persoonlijke uiting.
Het is vooral interessant om in het dicht begroeide bos aan opnamen van dit werk naast keien als Oistrakh (DG 447.427-2) en Kogan (EMI 574.757-2) een dominante rol te kunnen signaleren van de oudere dame Chung (Decca 425.080-2) en de grootse jonge(re) dames Fischer (Pentatone 5186-095), Jansen (Decca 478.0651) en Chang (EMI 754.753-2). Frang nestelt zich in dat bos op een zich op dezelfde hoogte bevindende tak.
Lof trouwens ook voor dirigent en orkest die zich in een mooie akoestiek heel goede, meevoelende begeleiders tonen. Het belang van deze cd schuilt vooral in de Nielsen kant, maar ook als geheel is deze cd zeker niet te versmaden.