Ohana: Celloconcert nr. 2 In dark and blue; T’Harân-Ngô; Pianoconcert. Sonia Wieder-Atherton (vc) en Jean-Claude Pennetier (p) met het Luxemburg filharmonisch orkest o.l.v. Arturo Tamayo. Timpani 1C1039 (65’20”). 1997
Ohana: Tombeau de Claude Debussy; Silenciaire; Chiffres de clavecin. Respectievelijk Sylvie Sullé (s), Christian Ivaldi (p), Laure Morabito (git) en het Luxemburg filharmonisch orkest o.l.v. Arturo Tamayo; Béatrice Daudin, Paul Mootz, Eric Chartier, Klaus Brettschneidee en Chris Opsteyn (slagw); Elisabeth Chojnacka (kl) met het Luxemburg filharmonisch orkest o.l.v. Arturo Tamayo. Timpani 1C1044, 1C1147 (61’31”). 1998
Ohana: Livre des prodiges; Anneau du Tamarit; Synaxis. Anssi Karttunen (vc), Pasacal Devoyon, Christian Ivaldi (p) met het Luxemburg filharmonisch orkest o.l.v. Arturo Tamayo. Timpani 1C1056 (66’10”). 2000
De slagwerkbeluste Franse componist Maurice Ohana (1913-1992) viel me in de lp tijd op met een in zilverachtige glimhoezen verpakte serie opnamen van Les percussions de Strasbourg. Het is goed jaren later naar hem terug te keren met gevarieerder repertoire.
Ohana was een goed voorbeeld van waar een multiculturele achtergrond toe kan leiden. Hij werd in Casablanca (destijds een Frans protectoraat) geboren. Zijn ouders waren van sefardisch Joods Andalusische afkomst, zijn vader was als Brits burger in Gibraltar geboren en ook Maurice Ohana was Brit, al leefde hij sinds 1934 in Frankrijk.
De lokale invloeden van Noord Afrika, Andalusië en Z. Frankrijk speelden vooral in zijn vroege werken als Tres caprichos (1944) voor piano (Jean-Claude Pennetier, Arion ARN 68091), het gitaarconcert Tres graficos (1968) (Narciso Yepes met het Londens symfonie orkest o.l.v. Rafael Frühbeck de Burgos op DG 479.5457), Lianto por Ignacio Sánchez-Mejías (1950) (Lionel Peintre met Ensemble Musicatreize, Actes Sud AT 34116) en het prachtige Cantigas (1953) voor sopraan en tweede zangstem, hobo, klarinet, piano, koor en slagwerkensemble door Bestion op Alpha 261) een grote invloed. Later blijken Debussy en Varèse de grote invloeden op zijn werk te zijn.
Het Celloconcert In dark blue is Ohana’s laatste orkestwerk. Het werd in 1990 voor Rostropovich geschreven. De bijnaam suggereert iets Afro-Amerikaans, wat ook duidelijk blijkt in het middendeel ‘Blues’ een eerbetoon aan Louis Armstrong. Het is een opvallend melodieus en dus heel toegankelijk zonnig werk. Het wordt met veel gevoel door Sonia Wieder-Atherton voorgedragen.
De enigszins improvisatorisch aandoende solopartij (er zijn geen maatstrepen) van het Pianoconcert werd in 1981 geschreven. Dat geeft de solist enige vrijheid aan het in vier secties opgedeelde werk met als uitgebreide kern een gestileerde Saeta (een geïmproviseerd Andalusisch gezang voor de Lijdensweek). Jean-Claude Pennetier grijpt alle mogelijkheden aan om zijn fantasie de vrije loop te laten en toch het orkest niet te ontregelen.
T’Harân-Ngô werd in 1974 als eerste zuivere orkestwerk geschreven en is gebaseerd op een geheimzinnig ritueel van een volksstam.
In Tombeau de Debussy (1962) gebruikt de componist een drietoons cither, een woordloos zingende sopraan en een piano voor solobijdragen bij een compact orkest met strijkers, blazers en een zwaar bezette slagwerkkeuken. In zeven sterk contrasterende delen horen we ook duidelijk iets van Boulez. Wat dat laatste betreft horen we ook iets van Bartóks sonate. In het werk zitten verborgen Debussy citaten (Berceuse héroique) en zelfs een vervormde Marseillaise.
Silenciaire (1969) is wel omschreven als ‘brevier van stilte’ hoewel het bestaat uit een kwartier lang kalm geweld van zes slagwerkers plus een handvol strijkers: fascinerend.
Naast de moderne klavecimbelconcerten van Falla, Martinů en Martin klinkt Chiffres de clavecin radicaler, wilder met sterk metalige klanken.
Iets ritueels ligt ook ten grondslag aan Livre des prodiges (1979) voor groot orkest en tweedelig. Als een telkens terugkerend thema kan ‘Clair de terre’ worden beschouwd. Het werk is omschreven als een reeks impressies van tijdeloze bovennatuurlijke verschijnselen die de moderne geest achtervolgen. Het is een soort Concert voor orkest.
Met het elegische Anneau de Tamarit uit 1976 schreef Ohana zijn eerste Celloconcert, een echt meesterwerk als hommage aan Frederico Garcia Lorca. In Synaxis uit 1968 speelt opnieuw een slagwerkgroep de belangrijkste rol. De strijkers spelen een soort rol als resonator. Het werk klinkt – wat gewelduitbarstingen ten spijt – verfijnd.
Gelukkig zij alle vertolkingen op dit drietal schijfjes van uitstekend gehalte en de solisten heel goed toegerust. De teksten van Harry Halbreich dragen veel tot een beter begrip van deze opmerkelijke componist bij en zo bieden deze uitgaven niet alleen een gedegen inleiding, maar ook een fraai panorama van het werk van deze opmerkelijke, bijna vergeten componist.