Offenbach: Orphée aux enfers. Yannick Beuron, Natalie Dessay, Jean-Paul Fouchécourt, Laurant Naouri, Lydie Pruvot, Ewa Podles, Steven Cole, Véronique Gens, Patricia Petibon, Jennifer Smith e.a. met het Kamerorkest Grenoble en koor en orkest van het Nationaal theater Lyon o.l.v. Marc Minkowski. EMI 556.725-2 (1u 50’06”). 1997
Voor hun aanval op de gewichtigdoenerij en de hypocrisie van het Deuxième Empire kozen Offenbach en zijn librettist Ludovic Halévy slechts het kale geraamte van het verhaal uit Glucks gelijknamige opera: Orfeus trekt naar de Hades om Eurydice te bevrijden, maar kijkt helaas op de terugweg uit de onderwereld om en verliest haar zo opnieuw.
Maar bij Offenbach en Halévy is Orfeus een talentloze dwaas die wanhopige pogingen om van Eurydice, nu een zeurende sloerie, af te komen. De Publieke Opinie wordt afgezet tegen de verveelde en lamlendige goden (karikaturen van leden van de regering) waarvan de baas Jupiter (Napoleon III) wordt bespot voor zo ongeveer alles van zijn verfoeilijkheid en stommigheid tot zijn losbandigheid en zijn voortdurende kijk naar andere vrouwen.
Waar het ging om de teksten van Halévy op muziek te zetten, schiep Offenbach een vrijwel unieke operettepartituur doordat er geen saai moment in voorkomt, geen ordinaire grappen en geen haperende melodieën.
Het bekendste deel wordt uiteraard gevormd door de galop infernal, beter bekend als de Can-can. “Een pakkende melodie waarop heerlijk kan worden gedanst”, zingen de pretmakers op afscheidsparty van de goden. Natuurlijk zijn er meer kostelijke momenten en fantastische orkestrale effecten, zoals Jupiters “zoemende’ gedaanteverwisseling in een vlieg en Pluto’s explosieve aankomst in de tweede akte. Een stel uitgebreider soli is later opgedoken in het repertoire van recital liederen, zoals Jean Styx’ ‘Quand j’étais roi de Béotie’. Ieder van de veertien dragende rolvertolkers krijgt ten minste één show melodie in een parodistische geest die reikt van Mozart tot Wagner. Dat feit alleen al appelleerde aan de opvatting van de conservatiever critici destijds.
Van de twee opnamen die boven de rest uitsteken is deze van Minkowski de luchtigere, vlottere. Hij gebruikt zijn eigen uitgave van de partituur, in essentie het origineel plus een selectie uit de revisie van 1874.
Onbetwistbare ster van de uitvoering is de uitgelaten, opgewonden Eurydice van Natalie Dessay die alle komische aspecten volkomen recht doet. Ze wordt lik op stuk prachtig terzijde gestaan door routinier Yannik Beuron en verder slaagt iedereen erin de muziek met enorm veel flair en panache te laten bruisen.
Dit geheel is ook op dvd te zien: TDK OPOAE.
Een goede opname op de tweede plaats, is van Plasson (EMI 749.647-2) met Mady Mesplé en Michel Sénéchal in de hoofdrollen.