Prokofiev: Scythische suite op. 20; Suite De stalen pas op. 41a; Alexander Nevski op. 78. Linda Finnie (ms) met het Schots nationaal orkest en –koor o.l.v. Neeme Järvi. Chandos CHAN 10482 (1u. 13’37”). 1988
Prokofievs eerste samenwerking met de grote Russische filmmaker Sergei Eisenstein werd uit noodzaak geboren. Alexander Nevsky, de dertiende eeuwse prins die met zijn troepen de Duitse Kruisridders op een bevroren meer versloeg, diende als perfect voorbeeld voor Stalins Sovjet Unie. In 1938 moesten Eisenstein en Prokofiev nog in de gunst van het regime komen, maar hun film met prachtig schilderende muziek overschreed zijn propagandistische grenzen.
Eisenstein was zo onder de indruk van de precisie waarmee Prokofiev de muzikale ondersteuning verzorgde dat hij hem zelfs aanmoedigde om de filmmuziek als eerste te schrijven. In 1939, een jaar na de succesvolle première, bewerkte Prokofiev de oorspronkelijke muziek tot een zevendelige cantate voor concertgebruik. Hij veranderde wat aan de orkestratie en creëerde een overweldigende opvolger van de apotheose, dat gevecht op het ijs.
Daaromheen botsen liederen van bezielend patriottisme met de dreiging en de gevolgen van een vijandelijke inval. Deze cantate is nog steeds de populairste vorm hoewel filmvertoningen met de oorspronkelijke muziek ook nog voorkomen.
De originele soundtrack daarvan was met nog vrij primitieve apparatuur opgenomen en behoort tot de teleurstellendste uit de filmgeschiedenis. Wat dat betreft is deze prachtige ‘breedbeeld’ uitvoering van Järvi een fraaie correctie. De dirigent weet de ijzige intensiteit van de taferelen vol radeloosheid net zo goed te vangen als de schittering van het muzikale patriottisme. De diepste kern van de cantate, het weemoedige wijsje van een meisje dat op het veld met doden haar rivaliserende huwelijkskandidaat zoekt, wordt met authentiek aandoende Russische weelderigheid door Linda Finnie geleverd. Het Schotse koor brengt de grootse melodieën met meer dan genoeg empathie.
De mooie aanvulling bestaat uit de Scythische suite, een brok uit de balletmuziek Ala en Lolly die voor Diaghilev werd geschreven, maar toen deze dat werk weigerde werd omgezet in deze suite. De agressieve motorische ritmen klinken kernachtiger dan wat ook bij Prokofiev en hun primitieve kracht bezit een element van bijna brute lelijkheid dat maakte dat het werk wel met Stravinsk’s Sacre is vergeleken. Gelukkig zorgde de componist ter compensatie ook voor wat lyrische muziek.
Eerder verschenen Alexander Nevsky en de Scythische suite al op Chandos CHAN 8584, maar de toevoeging van de suite De stalen pas die de speelduur tot het maximaal haalbare uitbuit zonder dat de puike geluidskwaliteit wordt aangetast, is aantrekkelijker.
Rivaliteit biedt vooral Gergiev (Philips 473.600-2). Maar Järvi/Chandos is in dit geval de betere keuze.