Pergolesi: Fluitconcerten in D en G; Vinci: Sinfonia a quattro in D; Leo: Fluitconcerten nr. 1 in G en 2 in G. Enrico di Felice met Ensemble l’Apotheose. Stradivarius STR 33490 (58’10”). 1998
Giovanni Batista Pergolesi (1710-1736) had met zijn Salve Regina, Stabat mater en La serva padrona zo’n succes en verwierf zo’n grote populariteit na zijn dood dat andere componisten daarop mee surfden en vervalsers onder zijn naam apocriefe werken uitgaven. Van de 6 Concerti amonici is bekend dat ze eigenlijk van graaf Unico van Wassenaar zijn, maar de beide fluitconcerten zijn net als het vioolconcert nog door een ander geclaimd.
Hoe dat ook zij, het gaat om plezierige Italiaanse barokmuziek wat overigens ook voor het tweetal concerten van Leonardo Leo (1694-1744) geldt.
Wel is de tijd dat fonografisch veel aandacht aan Pergolesi werd besteed (begonnen met Jean-Pierre Rampal die de fluitconcerten van Pergolesi met Karl Münchinger en diens Stuttgarts kamerorkest op Decca vastlegde in de jaren vijftig) zo ongeveer voorbij.
Met als aardige overbrugging een Sinfonia van Leonardo Vinci (1690-1730) is hier een aantrekkelijke staalkaart gegeven van wat in de periode tussen 1700 en 1730 aan concertante muziek in operaland Italië te horen was.