Prokofiev: Symfonieën nr. 1 in D op. 25 Klassieke en 2 in d op. 40; Sinfonietta in A op. 5/48. Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Kirill Karabits. Onyx ONYX 4139 (79’29”). 2013
Prokofiev: Symfonieën nr. 3 in c op. 44 en 7 in cis op. 132 (met alternatief slot). Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Kirill Karabits. Onyx ONYX 4137 (65’08”). 2013
Prokofiev: Symfonieën nr. 4 in C op. 4 (versie 1930) en 5 in Bes op.100; Dromen op. 6. Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Kirill Karabits. Onyx ONYX 4147 (77’28”). 2014
Prokofievs zeven symfonieën omspannen de jaren tussen 1916 en 1952, te beginnen met de vermeende, pittige terugkeer van Haydns classicisme van nr. 1 via de extreem dissonante nr. 2, de gerycyclede toneelmuziek van nr. 3 en 4 tot het epische avontuur van nr. 5, de uitgesproken tragedie en wanhoop van nr. 6 en de vaak verkeerd begrepen, want allerminst kinderachtige nr. 7 waarin de componist aan het eind van zijn leven terugkeert tot de muziektaal van Tchaikovsky en Rimsky-Korsakov.
In vergelijking met Shostakovitch toonde Prokofiev minder sociaal en politiek engagement en had daardoor ook minder last van repressie door het Sovjet regime. Maar zijn muziek is daar zeker niet minder om.
Medio jaren tachtig maakte Neeme Järvi als eerste een heel positief ontvangen opname van het zevental (Chandos CHAN 8931-4), in 1996 gevolgd door Theodore Kuchar (Naxos 8.509001 op 9 cd’s samen met andere orkestwerken, maar zonder de eerste versie van nr. 4) en in 2004 door de beiden overtreffende Valery Gergiev (Philips 475.7655), gangbaar op 4 cd’s. Beide ook inclusief de eerste versie van nr. 4, maar zonder de Sinfonietta voor klein orkest uit 1909, herzien in 1929 die de Oekraïnse dirigent Kirill Karabits in Bournemouth wel meeneemt. Een pluspunt voor Karabits is de toevoeging van het symfonisch tableau Dromen uit 1910. Een sfeervol stuk van 9’50” duur. Maar nog interessanter is dat hij het alternatieve besluit van symfonie nr. 7 laat horen.
Die vierde werd in 1930 geschreven voor he vijftig jarig jubileum van het Boston symfonie orkest. Onder tijdsdruk gebruikte Prokofiev gedeelten uit zin ballet De verloren zoon uit 1930. Ontevreden met het resultaat, werd het werk in 1947 herzien. Niet allen werd de orkestratie kleuriger, het werk werd ook uitgebreid van 22’51” tot 36’32” bij Gergiev. Waarschijnlijk zal Karabits op een afsluitende cd nog nr. 4 versie 1947 met nr. 6 en een extra combineren. Te denken valt aan Herfstschets op. 8, Het jaar 1941 op. 90, de Walssuite op. 110 en de Poesjkinwalsen op. 120 die alle bij Kuchar te vinden zijn.
Na al deze details rest de vraag: hoe zijn deze eerste afleveringen uit de bijna voltooide cyclus? Karabits zorgt in zijn musiceren voor veel en steeds passend karakter, toont een stevige greep op de werken te hebben en weet de essentie daarvan te raken. Hij toont ook een goed gevoel voor beweging, stuwkracht zonder te vervallen in theatrale gebaren en de opnamen klinken puik.
Toch zou ik – tenzij moedermaatschappij Universal besluit tot onderbrenging op DG of Decca – zolang de voorraad strekt nog net eerder voor Gergiev kiezen.