CD Recensies

PROKOFIEV: SYMFONIEËN NR. 1-7 E.A., KARABITS

Prokofiev: Symfonieën nr.1 in D op. 25 Klassieke en 2 in d op. 40; Sinfonietta in A op. 5/48. Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Kirill Karabits. Onyx ONYX 4139 (79’29”). 2014

 

Prokofiev: Symfonieën nr. 3 in c op. 44 en 7 in cis op. Op.131. Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Kirill Karabits. Onyx ONYX 4137 (65’08). 2014

 

Prokofiev: Symfonieën nr. 4 in C op. 47 (1930) en 5 in Bes op. 100; Symfonisch gedicht Dromen op. 6. Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Kirill Karabits. Onyx ONYX 4147 (77’28”).  2014

 

Prokofiev: Symfonieën nr. 4 in C op.112 (herziene versie 1947) en 6 in Es op. 111; Symfonisch fragment (1902). Bournemouth symfonie orkest o.l.v. Kirill Karabits. Onyx ONYX 4153 (77’49”). 2015  

 

De zeven symfonieën van Prokofiev ontstonden in de periode van 1916 tot 1952 en beginnen in een sfeer van gekruid classicisme met de overbekende ‘klassieke’ symfonie. Voordat we met extreme dissonanten worden geconfronteerd in nr. 2 en de theatermuziek die de grondstof leverde voor nr. 3 en 4. Zeventien jaar scheiden de eerste versie van nr. 4, in 1930 besteld door Serge Koussevitzky om het vijftigjarig bestaan van het Boston symfonie orkest te vieren,  met zijn recycling van het ballet De verloren zoon van de totaal andere, ook beter bekende en meer bewonderde nr. 5 waarin de componist op heel eigen wijze rekening hield met de eisen die aan een ware Sovjet symfonie waren gesteld. Niet zo simplistisch optimistisch als de kritiek wel suggereerde, heeft nr. 5 uit 1944, toen de strijd tegen Nazi Duitsland een wending ten goede nam, in elk geval meer te bieden (het langzame deel gaat terug tot 1936 met nooit gebruikte muziek voor een verfilming van Poesjkins Schoppenvrouw) dan de grauwe, troosteloze en wanhopige nr. 6. Nummer 7, de laatste uit de cyclus is vaak slecht begrepen. Het werk weerspiegelt de melancholie van zijn late jaren in een muziektaal die terug lijkt te verlangen naar Tchaikovsky en Rimsky-Korsakov.

De eerste die zich met succes aan deze cyclus wijdde, was Neeme Järvi met het Schots nationaal orkest (Chandos CHAN 8931/4, 4 cd’s, 1985), de tweede Valery Gergiev met het Londens symfonie orkest (Philips 475.7655, 4 cd’s, 4u. 14’46”, 2004); deze Philipsuitgave zal echter met de tijd moeilijker leverbaar worden tenzij deze opnieuw bij Decca of DG opduikt. En dan was daar Seji Ozawa die nog wel met het Berlijns filharmonisch orkest helaas over de hele linie nogal teleurstelde (DG 463.761-2, 4 cd’s, 1999).

Vooral Järvi zorgde voor een prachtig vastgelegde reeks waain hij symfonie na symfonie het juiste karakter verleent en een goede greep op de materie toont. Dat alles gebeurt op een zeer beheerste manier, waar Gergiev duidelijk extraverter en bruusker is, maar wel heel mooie dingen laat horen in nr. 2, 6 en 7. Nr. 1 is nodeloos instabiel en nr. 3 is nogal teleurstellend. Misschien omdat het om zaalopnamen gaat.

Dat opent a priori perspectieven voor Kirill Karabits die niet alleen zorgt voor de vroege en late versie van nr. 4, maar die ook plaats inruimde voor een voor het eerst opgenomen los symfoniedeel dat door de elfjarige componist in 1912 in vrij klassieke stijl werd geschreven en voor de Sinfonietta uit 1909.

Alle verse uitvoeringen worden gekenmerkt door een zorgvuldige voorbereiding en afwikkeling en de opnamen zij van een ruim galmaandeel voorzien terwijl deze toch duidelijk en sfeervol klinken.

Het is niet moeilijk een lans te breken voor deze heel goede nieuwe bijdrage aan de Prokofievdiscografie.