Prokofiev: Pianoconcert nr. 2 in g op. 16; Tchaikovsky: Pianoconcert nr. 1 in bes op. 23. Beatrice Rana met het Orkest van de Accademia di Santa Cecilia Rome o.l.v. Antonio Pappano. Warner 2564-60090-9 (67’00”).
Op haar mooie opname van Chopins Préludes en Scriabins pianosonate nr. 2 laat de jonge Italiaanse pianiste Beatrice Rana (1991) meteen Pappano die ook Jeanine Jansen zo voortreffelijk begeleidde een vervolg horen met een ongewone combinatie pianoconcerten. Tchaikovsky nu eens niet samen met Rachmaninov, Liszt, Scriabin, Grieg, Saint-Saëns en zelfs niet met het bekendste pianoconcert van Prokofiev, het derde (destijds geweldig gedaan door Argerich op DG en EMI 556.654-2), maar uitgerekend met nummer 2 van Prokofiev. Een werk dat bekend staat om de enorme moeilijkheid van de pianopartij en meer nog om de maniakale eisen die in de cadens van het eerste deel worden gesteld.
Geen probleem voor Rana, die zich soeverein door deze partituur begeeft, gesteund door het momenteel beste Italiaanse orkest. De wat opgeblazen bravura van het eerste deel wordt doelmatig in toom gehouden. Daar kan Yundi Lee (DG 477.659-2) wat van opsteken. De pianiste toont hier groot gezag, ook in het moto perpetuo scherzo. Maar ze laat ook subtiele passages horen, zorgvuldig afgewerkte details en ze weet steeds goed te nuanceren.
Dat ze daarna ook in ‘het’ pianoconcert van Tchaikovsky schittert, lijkt hierna een vanzelfsprekendheid. Haar vertolking is fris en levendig en zo toont ze zich als een ideale soliste die het werk spontaan, niet kunstmatig laat klinken. Ze bereikt een vrijwel volmaakt evenwicht tussen heroïsche grandeur, kamermuzikale intimiteit en puur fysieke spanning. Vergelijk haar rustig met Argerich (DG 449.816-2), Volodos (Sony SK 93067) of de oude Horowitz (RCA GD 8799-2) om dit bevestigd te krijgen.