Purcell: Kamermuziek- en klavecimbel-, orgel- en fluitsolowerken (compleet). Pieter-Jan Belder met Musica Amphion. Brilliant Classics 93647 (7 cd’s, 6u. 51’07”). 2007
De instrumentale muziek van Purcell die voor het grootste gedeelte werd gecompneerd tooen hij tussen de twintig en de dertig was, beslaat slechts een heel klein deel van zijn totale oeuvre, maar kwalitatief is dit materiaal uitstekend. Als een spil stond Purcell tussen twee muziekwerelden en zijn kamermuziek inclusief de zuiver instrumentale werken valt wat lastig te kwalificeren enn is bovendien jaren lang verwaarloosd.
Zijn vijftien Fantasieën (of fancys) voor een consort van violen vormen het eindpunt van een genre dat veel opgang maakte in Engeland sinds het midden van de zestiende eeuw, terwijl zijn triosonates een eerste poging van een Engelse componist waren om deze ‘new-fangl’d’ Italiaanse vorm in Engeland te introduceren.
Die Fantasieën zijn wonderlijk retrospectief in naam en stijl en behoren tot de laatste periode van het Commonwealth met zijn ban op openbare uitvoeringen. Toen Purcell ze in 1680 schreef, had Karel II de nieuwste Franse mode, dansen, violen en weelderig uitgevoerde voorstellingen geïntroduceerd. Deze Fantasieën zijn voor viool of fluit met ouderwetse tempoaanwijzingen als ‘kwiek’ en ‘moeizaam’ en een zeer subtiele contrapuntiek. Drie daarvan hebben drie partijen, negen hebben er vier en nog eens drie respectievelijk vijf, zes en zeven. De laatste twee gebruiken een fragment van de toonzetting van het Latijnse in nomine met lang aangehouden noten en dermate vloeiende contrapunten dat het geluid opvallend natuurlijk klinkt. Met name de vijfde Fantasie heeft iets bizars, want de tenorlijn bestaat uit een enkele aangehouden noot, waardoor niet-beroepsmusi konden meedoen met ervare professsionals.
Het is slechts een voorbeeld van waarmee men in dit album op CD 4 wordt geconfroneerd. Onder aanvoering van Rémy Baudet wordt exact en met fraaie licht- en schaduwwerkingen gemusiceerd. Een hoogtepunt is de Fantasie voor drie blokfluiten.
Behalve Pieter-Jan Belder en zijn gelegenheidsensemble Musica Amphion leveren de vaste leden daarvan met de gasten Erik Bosgraaf, Saskia Coolen, Thera de Clerck (blokfluit), William Wroth (trompet), en de strijkers Rémy Baudet, Frank Wakelkamp, Johannes Boer, Mieneke van der Velden, Nanneke Schaap, Nicholas Milne, Rainer Zipperling, Ricardo Rodriguez, Deirdre Dowling, Elisabeth Ingenhousz, Sayuri Yamagata en Staas Swierstra solo- en of ensemble bijdragen.
Belder beleeft zijn beste momenten uiteraard in de acht Suites de inhoud waarvan hij heel geschakeerd, nu eens energiek, dan weer intiem, maar steeds sfeervol vertolkt.
CD nr. 6 is enigszins een klavecimbel allegaartje met korte stukken die vaak niet langer dan een minuut duren. Al met al is sprake van een meer dan redelijk totaalbeeld waaraan veel te genieten valt.
Maar vergeet niet om ook de nog imposanter Richard Egarr (Harmonia Mundi HMU 90.7428) in de klavecimbelsuites e.a. te beluisteren en Phantasm (Simax PSC 1124) of het Rose Consort (Naxos 8.553957) in de Fantasieën en het Purcell kwartet in een aantal sonates (Chandos CHAN 8663).