Paganini: Vioolconcerten nr. 1 in D op. 6 MS. 21, 2 in b op. 7 MS. 48, 3 in E, 4 in d, nr. 5 in a ‘La primavera’, ‘Maestoso sonata sentimentale’ en 6 in e op. post. (orkestratie Federico Mompello); Sonata con variazioekni su un tema di Joseph Weigl; Introduzione e variazioni su thema ‘Non più nesta da’ (uit La Cenerentola, Rossini); Le streghe op. 8. Salvatore Accardo met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Charles Dutoit. DG 463.754-2 (6 cd’s, 6u. 42’49”). 1974/6..
Paganini: Vioolconcert in e op. post, MS. 75 (nr 6) ; Variaties over ‘Pria ch’io l’impegno’, over ‘Non più nesta’ op. 12, MS. 22, over ‘le streghe’ op. 8, MS. 19. Salvatore Accardo met het Londens filharmonisch orkest o.l.v. Charles Dutoit. DG 423.717-2 (71’44”). 1974/6
“Stukje bij beetje, in het begin haast onmerkbaar, wierp hij zijn magnetische ketens het publiek in”, zei Schumann over Paganini.
Wie een eeuw geleden sprak over ‘concerten’ van Paganini (1782-1840), werd vol onbegrip aangekeken. Er was toch maar eentje bekend, La campanella? De meesten wisten niet dat dit het slot van het tweede vioolconcert was. Zelfs het beroemde concert in D was doorgaans alleen te horen in de versie van August Wilhelm, teruggebracht tot éeen deel (Fritz Kreisler maakte een ander, dergelijk arrangement).
Dat concert uit 1815, het langste, wordt het eerste genoemd, al was het in ontstaansvolgorde het tweede. Het slotdeel was in D, maar om het effect te vergroten, stemde Paganini zelf zijn viool een halve toon hoger, zodat alles in Es klonk. Tegenwoordig wordt het hele concert gewoonlijk in D gespeeld. Paganini liet geen cadensen na, maar er is wel een bijzonder lastige van de Franse virtuoos Emile Sauret.
Vioolspelen en zingen gaan vrijwel altijd hand in hand en Paganini’s stijl was die van het bel canto dat in Italië in opmars was in zijn tijd. De componist was vooral onder de indruk van zijn jongere collega Rossini. Paganini schreef louter voor eigen gebruik en speelde zelf nauwelijks muziek van anderen.
Sinds Yehudi Menuhin in de jaren dertig van de vorige eeuw het concert in D op zijn repertoire nam, heeft het gebloeid en zijn de andere concerten afgestoft, mt name het fraaie tweede uit 1826. Het derde (1826) en vierde concert (1830) werden zelfs niog gevolgd door een vijfde (1830) en zesde, maar daarvoor in een orkestratie vereist. Daarvoor zorgde Federico Mompello.
Salvatore Accardo is dé specialist op Paganinigebied. Medio jaren zeventig vorige eeuw nam hij verschrikkelijk veel Paganinimateriaal op. Daaronder primair de zes vioolconcerten met wat andere werken waaraan orkestbegeleiding te pas komt
Meer van dat laatste, o.a. een Andante amoroso, het Balletto campestre, Moto perpetuo, Larghetto con passione en Polacca met variaties registreerde hij met het Europees kamerorkest o.l.v. Franco Tamponi (EMI 767.567-2, 2 cd’s).
Accardo speelt met geweldige virtuositeit, maar zorgt voortdurend voor muzikale inhoud. Indien nodig zorgt hij voor Italiaanse warmte, op andere momenten voor kracht en scherpte. Steeds me verbeelding en briljant. Dutoit begeleidt hem mooi zorgzaam.