Prokofiev: Symfonie nr. 5 in Bes op. 100. Concertgebouworkest o.l.v. Mariss Jansons. RCO Live RCO 16002 (43’06”). 2014
In een radio-uitzending in 1945 zei Prokofiev dat hij de vijfde symfonie – die het jaar tevoren vol vuur was geschreven en die zijn eerste symfonie na zestien jaar was – zag als ‘een symfonie van van de grootsheid van de menselijke geest’.
De première, eerder dat jaar en gedirigeerd door de componist, viel samen met de naderende Russische overwinning in de strijdtegen Nazi Duitsland en velen zagen de symfonie als een overwinningswerk. Maar net als bij de symfonieën van Shostakovitvch is ook hier niet alles was het lijkt te zijn.
De heroïsche wijdsheid van het eerste deel, oplopend in het gewicht van het koper terwijl het doordendert naar een kolossaal slot, wordt bespot door een donker en markant scherzo. Het persoonlijke leed en de begrafenisprocessies van het langzame deel lijken even door een vrolijke galop te worden verlicht, maar ook die breekt los in een coda die de meest optimistische thema’s aan flarden scheurt. Hoewel de tragedie die de krachtige zesde symfonie overheerst minder aanwezig is, heeft deze hier wel een plaats gekregen.
De vijfde is na de bondige geestdrift va nr. 1, de ‘klassieke’ Prokofievs populairste symfonie. Zijn reeks sonoriteiten, bekroond door het duizelingwekkende slot, maken het werk tot een lichtelijk verbijsterend pronkstuk. Of het nog meer wordt hangt af van dirigent en orkest.
In 1948 zorgde Eduard van Beinum voor de Nederlandse introductie van Prokofievs vijfde symfonie, in 1985 volgde Vladimir Ashkenazy ook met het Concertgebouworkest (Decca 417.314-2) en in 2014 volgde Mariss Jansons in zijn laatste Amsterdamse seizoen. In 1987 maakte hij een eerdere opname van dit werk met het (toen nog) Leningrad filharmonisch orkest (Chandos CHAN 8576).
Er bestaan ook verder nogal wat uitgaven van deze symfonie. Tot de markantste behoren die van Szell (Sony MHK 63124), Karajan (DG 463.613-2) en Järvi (Chandos CHAN 8450). Gergiev nam het werk drie maal op, eerst in Londen in de complete symfoniereeks (Philips 475.7655, 4 cd’s), toen in Rotterdam (RPHO 2005-1, 4 cd’s) en tot slot in St. Petersburg (Mariinsky MAR 0549).
De uitvoering van Jansons is losgeweekt uit het album RCO Live RCO 15002 met 13 plaatjes dat november 2015 verscheen. Dat is op zichzelf heel nuttig, jammer is hooguit dat de speelduur nu nog geen drie kwartier is. Daar had best nog wat bij gekund.
Troostrijk is dat we met een bijzonder geslaagde vertolking te maken hebben. In het vloeiend uitgevoerde eerste deel krijgen de lyrische gedeelten veel aandacht terwijl de krachtige passages het volle pond krijgen. In de krachtige climax aan het slot schuilt veel kracht, vooral dankzij de inbreng van het koper.
Het karakter van het tweede deel is bepalend in de opvatting en wordt pittig, maar niet overdreven snel geïnterpreteerd; het laat ruimte voor mooie bijdragen van de blazers en zelfs voor blijken van ironie en danskarakter. Daarna is het langzame deel vervuld van een haast romantische bitterzoete sfeer in een verder heel welsprekend klinkende realisatie. De finale klinkt spiritueel en passend extrovert.
Bewondering voor het orkestspel in alle geledingen is op zijn plaats en zo werd dit een der fijnste herinneringen aan de era Jansons in Amsterdam met een plekje bij de beste drie. Ook voor de opname als zodanig past veel waardering.