CD Recensies

PINTSCHER: BERESHIT; URIEL; SONGS FROM SOLOMON'S GARDEN

Pintscher: Bereshit; Uriel; Songs from Solomon’s garden. Èric-Maria Couturier (vc), Dimtri Vassilakis (p) en Evan Hughes (b) met het Ensemble InterContemporain o.l.v. Matthias Pintscher. Alpha 218 (73’39”). 2014-2016

 

Matthias Pintscher werd in 1971 in de Duitse stad Marl geboren, speelde al jong in het plaatselijke jeugdorkest, leidde dat ook en werkte een jaartje bij Boosey & Hawkes in Londen. Hij trok de aandacht van Henze en kreeg een uitnodiging om diens zomercursus in Montepulciano bij de wonen. Hij studeerde compositie bij Manfred Trojan in Düsseldorf.

Op 22-jarige leeftijd had hij al drie symfonieën en de nodige concerten, kamermuziek en opera’s als Thomas Chatterton, Heliogabal en L’Espace dernier en de balletmuziek Gesprungene Glocken geschreven. Inspiratie tot meer en opdrachten van her en der stroomden binnen. Hij is vrij man, behoort niet tot enige school en is in Duitsland na Wolfgang Rihm de belangrijkste componist.

Het aantrekkelijke van Pintschers muziek komt mede voort uit het feit dat hij zich aan geen enkele doctrine, geen enkel dogma bindt en niet provocerend, polemisch is, maar ook geen eclecticus is: hij is zichzelf en voegt zich in de expressionistische Duitse traditie die ook Bern Alois Zimmermann, Werner Henze, Wolfgang Rihm en Manfred Trojan aanhingen. Dat maakt zijn muziek onmiddellijk toegankelijk.

Alpha biedt de componist een podium om zijn werken rustig thuis te kunnen leren kennen. De werken op deze cd hebben een duidelijk Joodse achtergrond. Bereshit is ‘aan den beginne’ in het Hebreeuws en hier worden derhalve de wonderen van de schepping muzikaal geïllustreerd. We horen hoe vanuit het niets kleuren, harmonieën worden geherdefinieerd in een groeiproces tot een zekere volledigheid. Daarna volgt een muzikaal beeld van de aartsengel Uriel die hier fraaier is geportetteerd dan door Kate Bush en Alesana.

Nog spiritueler van aard is het derde werk, Songs from Solomon’s garden. Het is vervuld van gepassioneerde liefde zoals we die kennen uit het Hooglied (Shir ha shirim). Met name de frase daaruit ‘she-cholat ahava ani’ daaruit krijgt door zijn herhalingen de betekenis van een quasi bezwering.

Omdat de drie werken herzij onder de leiding van de componist, hetzij onder diens toeziend ook en toehorend oor zijn uitgevoerd, mag worden aangenomen dat ze aan zijn voorstellingen voldoen. Wat wil de luisteraar meer?