Pergolesi: Stabat mater; Mancini: Blokfluitsonate nr. 14 in g; Durante: Concert voor strijkorkest nr. 1 in f. Resp. Sonya Yoncheva (s), Karine Deshayes (a) met Amarillis en Héloise Gaillard met Amarillis. Sony 88985-36964-2 (56’08”). 2016
Giovanni Battista Pergolesi (1710-1736) stierf op tragisch jonge leeftijd aan tuberculose, maar zijn impact op de ontwikkeling van de muziek in Europa was uitzonderlijk. Vanaf ongeveer zijn vijftiende studeerde en werkte hij in Napels, de thuishaven van de progressieve opera. We herinneren hem ons vooral vanwege zijn intermezzo uit één stuk La serva padrona dat tot onenigheid leidde tussen aanhangers van de serieuze Franse opera en die van de nieuwe Italiaanse komische opera.
Zijn Stabat mater bevat moderne, bitterzoete harmonieën vol expressieve chromatiek. Vooral het begin is indringend met eerste violen en dan stemmen die met opeenvolgende dissonanten omhoog klimmen.
Op andere plaatsen zou de muziek rechtstreeks uit de opera orkestbak kunnen komen: de up-beat altsolo ‘Quae morebat’ met onbeklemtoonde ritmen en zangerige pulsen bijvoorbeeld en het al even zwierige duet ‘Inflammatus et accensus’ tegen het einde, waar de nadruk verschuift van de overpeinzingen van Maria naar oproepen aan alle christenen om in haar verdriet te delen.
Pergolesi werd verweten dat sommige onderdelen geschikter waren voor een komische opera dan voor een blijk van rouw. Inderdaad worden de aria’s en duetten gekenmerkt door levendige sfeerschildering. Krassende violen suggereren het doorborende zwaard, een chromatisch dalende bas onder extreme stemsprongen benadrukt Christus ‘stervend, verloochend’.
Het in 1994 opgerichte Ensemble Amarillis speelt op oude instrumenten wat een juiste klankgemiddelde waarborgt in zowel de intieme als de zeer expressieve momenten.
Tegenwoordig wordt inplaats van een alt een countertenor ingezet, iemand als Michael Chance (Naxos 8.557447 of Hyperion CDA 66297), James Bowman (Oiseau Lyre 425.692-2) of David Daniels (Virgin 363.340-2), maar wie twee vrouwenstemmen verkiest, kon vooral goed terecht bij Margaret Marshall en Lucia Valentini Terrani (DG 415.103-2) en voortaan dus ook hier. Zie verder de Vergelijkende Discografie.
De werken voor blokfluit van Mancini en Durante vormen een wat merkwaardige aanvulling, maar ze worden onverwacht goed verklankt.
Wie meer van Sonya Yoncheva op operagebied wil horen, komt aan zijn trekken met haar verzamelalbum onder de titel Paris, mon amour (Sony 88875-01720-2) met aria’s van Massenet, Puccini, Gounod, Offenbach, Verdi, Messager en Lecocq.