CD Recensies

PACINI: MARIA, REGINA D'INGHELTERRA

Pacini: Maria, regina d’Inghilterra. Nelly Miraciolu (s., Mary Tudor), Bruce Ford (t., Ricardo Fenimoore), José Fardilha (b., Ernesto Malcolm), Mary Pazas (s., Clotide Talbot), Alastair Miles (bs., Gualtiero Churchill) met het Godfrey Mitchell koor en het Philharmonia orkest o.l.v. David Perry. Opera Rara ORC 15 (3 cd’s, 2u. 51’49”). 1996

 

In de eerste helft van de Ottocento, de negentiende eeuw maakten Italiaanse componisten een moeilijke periode door. Na Cimarosa en Paisiello verkeerde de instrumentale muziek in een crisis en hoewel de opera zelfs in tijden van veel oorlogen nog terecht kon in heel wat stedelijke theaters was de aandacht meer gericht op zangers dan op de componisten. Vocalisten werden beter betaald dan componisten en het waren de zangers die de aandacht trokken; ze waren dikwijls niet kieskeurig in interpoleerden aria’s uit andere werken tijdens hun optredens om maar met hoogstandjes te kunnen scoren.

In dat milieu werkte Giovanni Pacini (1796-1867), die bovendien stevige concurrentie ondervond van Rossini met diens Tancredi en L’Italiana in Algeri als geduchte concurrentie aan het begin van zijn carrière. 

Pacini volgde wel het compositorische model van Rossini en profiteerde van diens vertrek uit Italië voordat de romantischer Donizetti en Bellini doorbraken. Dat Pacini een lang leven had, werkte ook in zijn voordeel. 

In 1834 had hij nog nauwelijks succes met Carlo di Borgogna, maar na een pauze van zes jaar kwam hij sterker terug met Saffo (1840), La findanzante corsa (1841), Maria regina d’Inghelterra (1843) en Medea (1857).

Wat in deze opera meteen opvalt, is het gebrek aan banaliteiten al krijgen we wel veel clichés en onwaarschijnlijkheden te verwerken, maar dat is in het genre haast niet te vermijden.

Pacini werkte keurig in het stramien dat gangbaar was getuige het beginkoor, het gebruik van aria en cabaletta, grootse finales van de aktes en nog een briljante solo voor de prima donna tegen het einde.

De handeling is ontleend aan een toneelstuk van Victor Hugo waarin wordt verhaald van de liefde van koningin Mary voor een sluwe hoveling, de Italiaan Hugo die bij Pacini is omgetoverd toot de Schot Fenimoore, een tenor, die ook door twee andere dames wordt bemind en die iedereen bedriegt. Een andere vrouwelijke rol is voor Clotilde, die wordt beschermd en bemind door Ernesto. Ernesto ontdekt de intriges van Fenimoore en brengt hem ten val, waarna hij zich dienstig betoond aan de lord chancelllor,

Aanleiding genoeg voor mooie duetten, koren van pretmakers, soldaten en bloeddorstige Londenaren.

Bruce Ford zingt een voortreffelijke Fenimoore, gracieus en zwierig met zijn beste momenten in de gevangenisscène. De damesstemmen contrasteren onderling voldoende met Mary Plaza fris in het hoog als Clotilde en Nelly Miricoiu ouder en dramatischer. José Fardilha die Ernesto uitbeeldt kan er redelijk mee door met zijn flakkerende vibrato en Alastair Miles is een in zijn wraak nobele Lord Chancelor.

Ook het Geoffrey Mitchell koor en het Philharmonia orkest onder David Perry blijken goed tegen hun taak te zijn opgewassen.

Voor wie meer van Pacini’s opera’s wil proeven, staat een aantal andere uitgaven ter beschikking:

Alessandro nell’Indie (Opera Rara ORC 35), Carlo di Borgogna (Opera Rara ORC 21), Il convitato di pietra (Naxos 8.660282/3), L’Ultimo giorno di Pompei (Dynamic CDS 729-1/2), Medea (Arkadia AK 146-2) en Saffo (Opera d’oro OPD 7068)

Verder is er nog Pacini rediscovered met fragmenten uit de opera’s Adelaide e Comincio, Annetta e Lucindo, Cesare in Egitto, Temisticle, Alessandro nell’Indie, Il contestabile di Chester, Carlo di Borgogna en Maria regina d’Inghelterra (Opera rara ORR 238).