Pasquini: La sete di Christo. Francesca Aspromonte (s., La Vergine), Francisco Fernández-Rueda (t., San Giovanni), Luca Cervoni (Giuseppe d’Arimatea), Mauro Borgioni (b., Nicodemo Cristo) met Concerto Romano o.l.v. Allesandro Quarta. Christophorus CHR 77398 (66’56”). 2015
Een aantal van zijn klavecimbel- en orgelwerken is in Amsterdam uitgegeven. De in Toscane geboren organist en componist Bernardo Pasquini (1637-1710) was namelijk vooral bekend als schrijver van werken voor toetsinstrument en doceerde ook in dat vak, met bijvoorbeeld Muffat, Durante, Della Ciaia en Gasparini onder zijn bekend geworden studenten.Minder bekend. Is dat hij ook vijftien opera’s en dertien oratoria schreef. Eentje daarvan kunnen we hier nader leren kennen. Pasquini was een inspiratiebron voor Händel in zijn Italiaanse tijd.
Het oratorium La sete di Christo (de dorst van Christus) van Bernardo Pasquini (1637-1710) uit 1689 gaat terug tot het vijfde van de zeven Laatste woorden van Christus aan het kruis. Daaronder zijn de vier hier optredende protagonisten verzameld: zijn moeder Maria, de discipel Johannes, Jozef van Aritmathia en Nicodemus die in veertig korte fragmenten commentaar leveren.
Ster van de uitvoering is Francesca Aspromonte als een ontroerend expressieve Maria. Ze laat de muziek treffend golven. Ze maakt na de aria ‘Miei sospiri’ het ene hoogtepunt na het andere horen, ook in de ensembles. Dus daar behoort ook haar solo ’Si fiere tormenti’ toe.
Vrij bescheiden zingt Luca Cervoni de klachten van Giuseppe d’Arimatea, daarentegen is Francisco Fernández Rueda een vuriger San Giovanni, heel welsprekend in ’Tutto piaghe’ en ‘Trema il suolo’. Een zekere urgentie tekent ook de bijdrage van bas Mauro Borgioni als Nicodemus.
De Sinfonia waarmee het tweede gedeelte begint is uit een vroeger oratorium over St. Vitus. Een kleine bezetting met strijkkwartet, violone, fagot, aartsluit, theorbe, klavecimbel en orgel zorgt voor een passend wijdingsvol kader.