Pfitzner: Liederen I. Liederen uit op. 7 nr. 5/7; Liederen op. 5 nr. 1-3; Uit Liederen op. 11 nr. 4 en 5; Liederen op. 15 nr. ?; uit Liederen op. 22 nr. ?; uit Liederen op. 24 nr. ; Liederen op. 26 nr. 1 en 4; Uit Liederen op. 30 nr. ..; Alte Weisen op. 33 nr. 1-8; uit Jugendlieder nr. 1, 2, 4 en 5. Britta Stallmeiser (s) en Klaus Simon (p). Naxos 8.572602 (66’51”). 2013
Pfitzner: Liederen II. Uit Liederen op. 2 nr. 1-4; Liederen op. 6 nr. 1-6; Liederen op 7 nr. 1-5; Uit Liederen op. 11 nr. 3; Liederen op. 21 nr. 1 en 2; Uit Liederen op. 24 nr. 3; Uit Liederen op. 26 nr. 3 en 5; Uit Jugendlieder WoO. 9 nr. 3 en 6; Kuckuckslied WoO. 6; O schneller, mein Roß W.O.O. 5; Ein Fichtenbaum steht einsam WoO 12. Colin Balzer (t) en Klaus Simon (p). Naxos 8.572603 (69’08”). 2010
De Duitse componist, dirigent en pianist Hans Pfitzner (1869 - 1949) leefde in moeilijke tijden in een land dat twee wereldoorlogen verloor en dat brak hem mentaal, financieel en artistiek op. Hij had zich tot taak gesteld om de waarden en hun inhoud van de onvergankelijke romantiek te behouden. Dat blijkt ook duidelijk uit zijn liederen. Tussen de 7 Liederen op. 2 uit 1888 en de 6 Liederen op. 40 uit 1931 droeg hij in dit genre heel wat mooi materiaal aan. Helaas stopte hij in 1931 met liederen schrijven.
Bij het beluisteren van deze cd’s blijkt pas goed hoe na de lyriek hem in zijn 113 + 11 liederen aan het hart lag. Zorgvuldig koos hij teksten uit, niet alleen van bekende dichters als Eichendorf, Heine, Goehe, Keller maar ook zijn eigen tijd: Sturm, Reinick, Leander, Grun en Lingg. Muziek en tekst nemen voor hem een even belangrijke plaats in en hij verrijkte ze in zijn begeleiding met veel chromatiek.
In 1969 maakten Dietrich Fischer-Dieskau en Karl Engel een opname met 20 liederen van Pfitzner (EMI 763.569-2), maar CPO pakte het als gebruikelijk veel grondiger aan in 1997 en bekommerde zich om het gehele liedrepertoire van hem (CPO 323.9678, 5 cd ’s) met Julie Kaufmann, Christoph Prégardien en Andreas Schmidt als zangers.
Naxos volgt nu dat voorbeeld en ontfermt zich gelukkig ook over de opusloze liederen, waartoe de Jugendlieder uit de periode 1884 - 1887 behoren. Op een volgende cd staat daarom vast nog Untreu und Trost uit 1903 te wachten. Helaas stopte hij in 1931 met liederen schrijven.
De beide zangers bewegen zich op hoog niveau en de pianist verdient ook alle waardering want Pfitzner doet een zwaar beroep op diens virtuositeit. Het geheel vindt plaats op een hoog artistiek niveau dat getuigt van veel liefde voor een goede zaak.