Peri: Euridice. Sylvia Pozzer (s., Euridice), Luca Dordolo (t., Orfeo), Mirko Guadagnini (t), Alessandro Gargiulo (t), Maria Antonietta Piavan (s), Alessandro Carmignani (t), Bianca Simone (ms), Marisa Pagina (s), Chiara Drago (s) en Antonio Domenighini (b) met La compagnia dei Febi Armonici en Ensemble Albalonga o.l.v. Anibal e Cetrangolo. Pavane ADW 7372/3 (2 cd’s, 1u. 56’47”). 1995
Het moment dat de opera als muziekvorm zich bevrijdde van zijn lot als argeloos vermaak aan voornamelijk Italiaanse hoven en een eigen plaats opeiste, was vermoedelijk in 1598 toen Jacopo Peri’s Dafne in Florence werd opgevoerd ter gelegenheid van het huwelijk tussen Henri van Navarra en Marie de Medici. Van dat werk is helaas weinig teruggevonden (Jill Feldman zingt er een aria uit op Linn CKD 005), zodat de eer te beurt valt aan zijn twee jaar later ontstane Euridice, waarvan de première 6 oktober was. Ottavio Rinunccini was de librettist van Dafne zowel als van Euridice, waarin muziek van Caccini was verwerkt. Dat ging zelfs zo ver dat Giulio Caccini het werk ook onder eigen naam publiceerde.
Ondanks zijn historische betekenis is het werk maar sporadisch te horen, zodat voor de meesten de opera in 1607 begint met Monteverdi’s Orfeo.
Iedereen die hier iets van de muzikale rijkdom van Monteverdi verwacht, zal teleurgesteld zijn. Veel van het werk bestaat uit weliswaar expressieve recitatieven (het recitar cantando) en de orkestratie is bescheiden.
Maar het is natuurlijk wel interessant van deze eersteling op operagebied kennis te nemen. Een hoogtepunt blijkt Orfeo’s ‘Funeste piagge’ te zijn.
De uitvoering maakt een goede, zij het niet geweldige indruk. Of de opnamen van Mireille Podeur (Maguelone MAG 111.105) en Angelo Ephrikian (Newton 8802153) mogelijk beter zijn, heb ik niet geprobeerd.