Pergolesi: Missa Romana in F; Salve Regina in c; Durante: Magnificat in Bes, Dorothea Röschmann (s), Sibylla Rubens (s), Claudia Schubert (a), Alexander Judenkov (t) en Rudolf Rosen (bs) met het Praags kamerkoor en het Stuttgarts kamerorkest o.l.v. Martin Sieghart. Orfeo C 338.941 A (54’56”). 1993
Het is bij de jonggestorven Pergolesi (1710 - 1736) altijd oppassen welke composities van hemzelf zijn en welke zijn ondergeschoven; De Missa romana uit 1734 is een van de beide van een totaal aantal van zeven dat terecht aan hem lijkt toegeschreven. Het werk werd geschreven ter ere van de Napolitaanse patroonheilige in de hoop dat deze daardoor daar nieuwe aardbevingen zou voorkomen na die uit 1731 waarbij grote delen van de stad werden verwoest. Later werd het werk ook als eerbetoon aan de Habsburgse vorst uitgevoerd, vandaar zijn titel.
Het gaat om een hoogstaand vroom en gracieus, maar ook nogal extrovert werk van niet zo lange duur (30’40”) dat vrij spaarzaam is georkestreerd. Siegharts musici hebben het ethos en de muzikale vaart van het werk goed begrepen en voeren het dienovereenkomstig uit. Ze zorgen voor afwisseling, spelen en zingen met veel zelfvertrouwen, maken het werk treffend en zorgen waar nodig voor enige opwinding, zoals in het afsluitende Cum sancto spiritu dat ook heel enthousiast klinkt.
Het Salve Regina uit 1836 wordt hier uitgevoerd in de alternatieve versie voor alt.
Het korte Magnificat van Pergolesi’s stadgenoot Francesco Durante (1684 - 1755) kreeg een grote populariteit, deels nadat was gebleken dat het aan Pergolesi was toegeschreven. Hij werd vooral bekend als componist van tamelijk sentimentele gewijde muziek, maar Sieghart ontwijkt mooi een teveel aan expressie.