Prokofiev: Assepoester suite op. 107/9; Ravel: Ma mère l'oye. Martha Argerich en Mikhail Pletnev. DG 474-868-2 (49’47”). 2003
Pletnev dirigeerde bij het Russisch nationaal orkest al eens het complete Assepoester ballet van Prokofiev (DG 445.830-2) en hij deed dat op voortreffelijk idiomatische manier. Hij kent de partituur dus van haver tot gort, wat hem te pas zal zijn gekomen bij het samenstellen van een eigen negendelige suite uit het stuk en bij het herleiden van de orkestpartijen tot een versie voor twee piano’s; de componist zelf zorgde eerder voor drie suites.
Met een stimulerende, virtuoze partner als Argerich moet het dus wel tot een uitmuntend resultaat leiden. Voor de aanwezigen bij Argerich Lugano festival moet het een feest zijn geweest. Wij, op deze cd aangewezenen moeten ons helaas behelpen met de helft van dat optreden want met ruim vijfenveertig minuten is het feest voorbij.
Wat hier in pianistische ballettermen wordt gegeven is een zwierige pas de deux. Te beginnen met de inleiding en verder met hoogtepunten als de felle strijd tussen de lelijke zusjes, met als hoogtepunt de sierlijke wals van Assepoester en terecht eindigend met de daverende happy end finale. Hoe verschillend van temperament ook – de vrij koele Rus en de temperamentvolle Argentijnse – er is sprake van veel onderlinge stimulansen waardoor een stimulerend geheel ontstaat. Steeds is de dansachtergrond speurbaar.
Argerich maakte in 1993 al een opname van Ravels Ma mère l’oye, toen met Nelson Freire (DG 453.566-2), hier benadert ze zichzelf minstens. Er spreekt ware magie uit de nieuwe verklanking, die gelukkig meteen uitstekend is opgenomen.