Puccini: Il trittico. Carlo Guelfi (Michele), Maria Guleghina (Giorgetta), Neil Shicoff (Luigi), Angela Gheorghiu Due amanti, Lauretta), Roberto Alagna (due amanti, Zita), Cristina Gallardo-Domâs (Suor Angelica), Bernadette Manca di Nissa (La zi principessa), Felicity Palmer (La badessa), José van Dam (Gianni Schicchi), Luigi Roni (Simone) met het Tiffin jongenskoor, London voices en het Londens symfonie orkest c.q. Philharmonia orkest o.l.v. Antonio Pappano. EMI 556.587-2 (3 cd’s, 161’57”). 1997
Het moet geen geringe opgave zijn geweest voor Pappano om na zijn succesvolle opname van Puccini’s La Rondine (EMI 556.338-2) nog eens zijn allerbeste te geven in dit drietal contrasterende, maar ook veeleisender werken. Gelukkig slaagde hij ook ditmaal uitstekend in die opgave en lukt het hem en zijn ensemble zowel het grand guignol melodrama van Il tabarro als het onopgesmukte sentiment van Suor Angelica als de vlotte komedie van Gianni Schicchi volledig recht te doen.
Geen der voorgaande opnamen van dit drietal eenakters – Serafin en Santini (EMI 764.165-2) en Bartoletti (Decca 436.261-2) - slaagde er even goed in om zo subtiel, zo warmbloedig, zo spontaan klinkend deze werken recht te doen en voor intense emoties te zorgen tijdens de hoogtepunten van hetzij de bedrogen schipper Michele, de zelfmoordplannen van Suor Angelica of de vastbeslotenheid van de gelieven Lauretta en Rinuccio in Gianni Schicchi.
De bewonderaars van Gheorghiu (geweldig in ‘O mio babbino caro’) en Alagna kunnen betreuren dat zij alleen de hoofdrol spelen in Schicchi en slechts heel even op de achtergrond te horen zijn als gelieven in Il tabarro; Gheorghiu zou zonder meer een uitstekende zuster Angelica en Giorgetta zijn geweest maar gelukkig voldoen respectievelijk Cristina Gallardo-Domâs en Maria Guleghina ook uitstekend. Vooral de Chileense sopraan maakt grote indruk. Een andere glansrol is weggelegd voor Bernadette Manca de Nissa als prinses.
Bij de mannen imponeert Carlo Guelfi als Michele al kan hij Tito Gobbi niet geheel doen vergeten. Neil Shicoff is een neurotische Luigi en José van Dam is een perfecte, sardonische Schicchi. Op de rest van de productie – orkestspel, opname – valt niets aan te merken zodat gelukkig weer eens van een volkomen succes sprake is.