Prokofiev: Assepoester op. 87; Zomernacht op. 123. Russisch nationaal orkest o.l.v. Mikhail Pletnev. DG 445.830-2 (2 cd’s, 138’15”). 1994
Eigenlijk is het merkwaardig dat dit ballet uit 1945 nooit zo populair is geworden als het kort daarvoor ontstane dito Romeo en Julia. Kan het aan het thema liggen of aan de daarin nog uitgesprokener enthousiasmerende tik-tak ritmen? Beide werken geven echter een zelfde indruk grote zelfverzekerdheid van de kant van de componist die ten slotte was overgeleverd aan de grillen van het Sovjet cultuurbeleid onder Stalin.
De muziek is kernachtig en stralend, zonder gedurfd aan te doen, kleurig zonder extravagant te worden en vertoont opnieuw een emotioneel engagement van de componist dat we van vroeger werk niet zo kenden of dat eerder verborgen was. Toch zijn we mijlenver verwijderd van de romantische balletmuziek van Tchaikovsky. Wel is sprake van een enigszins vage sfeeraanduiding die mogelijk heeft te maken met het moeilijk te vangen karakter van de protagoniste.
Het motief van de onderdrukte Assepoester dat meteen aan het begin van het ballet klinkt, wordt meteen vrij zwaar aangezet; het orkest werkt als het ware nog met slepende voeten om de droefgeestige stemming te duiden. Het tweede thema dat vooruitloopt op haar mogelijk gelukkige lot en de verbintenis met de droomprins, klinkt natuurlijk breed en gepassioneerd, maar eigenlijk vooral prachtig.
De ‘dansles’ van de zusjes klinkt bijzonder sfeervol en levendig, maar ook hun weerspannige gedrag en het moeizame leerproces komen prachtig tot gelding, bijvoorbeeld door de onbarmhartige attacca van de beide soloviolen. De eerste galop van de prins die immers driemaal op pad gaat om zijn geliefde op te sporen, klinkt vederlicht en met veel finesse. Het zijn maar een paar details die het voortreffelijke niveau van deze uitvoering aangeven. Hiermee overtreft Pletnev bijvoorbeeld een eerdere versie van Previn (EMI).
Grappig genoeg spelen Pletnev en Argerich op een latere cd (DG 474.868-2) een door Pletnev samengestelde suite voor pianoduet uit dit werk.
De suite Zomernacht uit 1950, niets anders dan een extrapolatie van de opera De duenna (of De verloving in het klooster) begint mogelijk nog wat te bruusk, maar hetgeen daarop volgt is boven alle kritiek verheven. Prokofievs bescheiden suite klinkt eigenlijk verrassend modern en is heel kleurig.