Puccini: Madama Butterfly. Angela Gheorghiu (s), Jonas Kaufmann (t), Enkelejda Shkosa (ms), Fabio Capitanucci (b), Gregory Bonfatti (t), Raymond Aceto (bs) met het Ensemble van de Accademia di Santa Cecilia Rome o.l.v. Antonio Pappano. EMI 264.187-2 (3 cd’s, 2u. 14’49”). 2008
Puccini: Madama Butterfly. Mirella Freni (s), Luciano Pavarotti (t), Robert Kerns (b), Christa Ludwig (ms), Michel Sénéchal (t), Giorgio Stendoro (b) e.a. met het Ensemble van de Weense Staatsopera o.l.v. Herbert von Karajan. Decca 417.577-2 (3 cd’s, 2u 25’19”). 1974
Butterfly is archetypische Puccini vrouw, verpletterd door het egoïsme en de wreedheid van de man. De opera is gebaseerd op een toneelstuk van David Belasco die het op zijn beurt baseerde op ware gebeurtenissen. Het werk speelt in Nagaski aan het begin van de twintigste eeuw. Een geisha met de naam Cio-Cio-San (Madama Butterfly) trouwt overhaast met de Amerikaanse marineofficier Pinkerton die haar weer snel in de steek laat nadat hij uit dienst is.
Butterfly, die een kind van hem verwacht, wacht geduldig op zijn terugkomst. Maar wanneer Pinkerton terugkomt, is dat in gezelschap van zijn Kate, zijn Amerikaanse echtgenote.
In één opzicht is Madama Butterfly nog erger dan Tosca, want het gruwelijke drama wordt begeleid door de verleidelijkste muziek die Puccini schreef. Zelfs wanneer Pinkerton een monster blijkt te zijn, klinkt zijn muziek nog aangenaam luchtig en weerspiegelt deze niets van zijn misdaden.
De toenemende subtiliteit en mondaniteit van Puccini’s muziek wordt aangetoond in het wel twintig minuten durende duet tussen Butterfly en Pinkerton aan het eind van de eerste akte. Daarin worden de Japanse harmonische trekjes van Butterfly gecombineerd met een robuustere stijl uit de Nieuwe Wereld.
Hoewel hij de eerste akte domineert, keert Pinkerton verder nauwelijks meer op het podium terug en laat hij dat vooral aan Butterfly over. Wanneer het lukt om een zangeres zowel het vijftienjarige meiske aan het begin als de rijpe vrouw aan het eind van de derde akte geloofwaardig te zingen, wordt Madama Butterfly een van Puccini’s ontroerendste opera’s.
De twee hier vermelde opnamen behoren tot de mooiste uit de legio versies die van het werk beschikbaar zijn. In de recentere EMI uitgave zijn Gheorghiu met haar subtiele, kwetsbare verpersoonlijking van Butterfly en Kaufmann met een vurige, best nog charmante Pinkerton een prachtig lyrisch paar dat tot grote emotionele hoogten stijgt in de voordracht. Het duet komt prachtig uit de verf. Shkosa is een levendige Suzuki en Captitanucci een sympathieke Sharpless.
Karajan gaat vrij energiek te werk en concentreert zich behalve op vloeiende lijnen vooral op kleur en gebaren. Freni is in vocaal opzicht een heel verleidelijke, frisse meisjesachtige Butterfly, getuige bijvoorbeeld de manier waarop ze haar toon lichter maakt en dan weer laat aanzwellen in ‘Un bel di’. Haar Pinkerton, Pavarotti, is een subtiele, maar stevige, viriele kerel, misschien niet al te verleidelijk, maar dat past eigenlijk wel. Het liefdesduet is een uitbarsting van passie in al zijn theatraliteit. Een betere Suzuki dan Christa Ludwig is haast ondenkbaar.
Kijk voor de rest naar de Vergelijkende Discografie om te zien dat ook Scotto/Bergonzi/Barbirolli (EMI 567.885-2), Tebaldi/Bergonzo/Serafin (Decca 425.531-2) en Freni/Carreras/Sinopoli (DG 423.567-2) mooie alternatieven bieden.