Part: Arbos; An den Wassern zu Babel saßen wir und weinten; Pari intervallo; De profundis; Es sang vor langen Jahren; Summa; Stabat Mater. Hilliard Ensemble, Christopher Bowers-Broadbent (org), Albert Boven (slagw.), Susan Bickley (a), Gidon Kremer (v), Vladimir Mendelssohn (v), Lynne Dawson (s), David James (ct), Rogers Covey-Crump (t), Thomas Demenga (vc). ECM 731.959-2 (59’18”).
1987
Pärt: Kanon pokajanen. Ests filharmonisch kamerkoor o.l.v. Tönu Kaljuste. ECM 1654/5, 475.834-2 (2 cd’s, 83’22”) 1997
Net als in zijn orkestwerken zorgt Pärt in zijn koorwerken voornamelijk voor afwisseling door een op- en afbouw van de dynamiek en door contrasterende klanken, maar als dat al enige voortgang in de muziek veroorzaakt, dan is het een cirkelbeweging.
In de langere werken, zoal het Stabat Mater (1985) heerst nog een bindend geluidsbeeld dat het hele werk bijeenhoudt. De verzen die gaan over de emoties van de maagd Maria als zij voor het kruis staat, behoren tot de ontroerendste uit de hele Christelijke muziek.
Maar Pärt zwelgt niet in haar verdriet en pijn hoewel er een paar luidere uitroepen van zowel het koor als de strijkers zijn. Eerder suggereert hij droefenis met een ritualistisch element, zoals de mild wiegende beweging die aan dit werk ten grondslag ligt.
Tot Pärts langste, want ruim 83 minuten lange werken behoort Kanon Pokajanen (Canon van berouw, 1998) een prachtige toonzetting van een tekst van de St. Andreas van Kreta die de componist blijkbaar na aan het hart lag. Het gaat over de symboliek van de omvorming: nacht in dag, voorspelling in realisatie, zonde en boete. Pärt maakte daar een reeks odes van waarin smekende muziek wordt afgewisseld met lofliederen.
Het werk ontstond voor de viering
Van de 750e verjaardag van de Keulse Dom en beleefde daar in maart 1998 zijn première. In het geheel van dit werk schuilt een sfeer van gemeenschappelijke aanbidding en eerbied en tegelijk iets heel persoonlijks door de biologerende herhalingen en de subtiel wijzigende stemcombinaties.
Veel in de karige harmonie herinnert aan de Oosters orthodoxe kerk en dus maar vaag aan de R.K. dito (Pärt zelf is van huis uit Luthers), maar alle archaïsmen ten spijt gaat het om een uitgesproken modern werk met gekruidere harmonieën voor de hogere stemmen (die doet denken aan Brittens Ceremony of carols).
Te midden van de kalme, contemplatieve koorwerken doet het wat lawaaierige orkestwerk Arbus waarin het beeld van een boom wordt opgeroepen, wat vreemd aan. Maar ook van dit werk geeft Paul Hillier met zijn ensembles een puike indruk. Enige gemis: de cd wordt zonder gezongen teksten geleverd.
Voor meer koormuziek van Pärt kan nog worden verwezen naar het Te Deum; Silouans Song; Magnificat en Berliner Messe (ook het koor uit Estland onder Kaljuste op ECM 439.162-2) en op het Miserere, Festina lente en Sarah was ninety years old (Hillier en Russell-Davies op ECM 847.539-2).