Prokofiev: Symfonie nr.1 in D Klassieke; Mars in Bes op.99; Peter en de wolf op. 67; Ouverture op Hebreeuwse thema’s op. 34b. Barbara Sukova, c.q. Sting (spr.), Stefan Vladar (p) met het Kamerorkest van Europa o.l.v. Claudio Abbado. DG 429.396-2 (50’00”). 1990
De logischerwijs toegankelijkste symfonie van Prokofiev is zijn zowat twintig minuten durende nr. 1, een melodieus eerbetoon aan Haydn en Mozart dat soms even iets meepikt van Stravinsky’s neoclassicisme, hoewel Prokofiev daar eerder aankwam.
Hij omschreef zijn elegante inspiratie als “een symfonie in de stijl van Haydn…. Wanneer Haydn nu had geleefd. Ik veronderstelde dat hij op zijn manier zou blijven werken, maar ook nieuwe ideeën zou willen gebruiken. Juist zo’n symfonie wilde ik maken. Ik gaf die de naam Symphonie classique – in de eerste plaats omdat hij zo eenvoudig is, maar ook in de hoop om er de Filistijnen mee dwars te zitten en tenslotte met de geheime wens om tot slot te winnen wanneer de symfonie werkelijk klassiek is geworden”.
Prokofiev was in 1916 aan het werk begonnen; hij voltooide het in 1917 in een Russische landelijke omgeving ver van het oorlogsgewoel van W.O. I; de eerste uitvoering volgde een jaar later, kort voordat Prokofiev Rusland verliet en via Japan naar de V.S. ging.
Zelden heeft twintigste eeuw zo transparant en zorgeloos geklonken; het werk vond al gauw zijn plaats in het symfonische repertoire, te beginnen bij Prokofievs vriend Serge Koussevitzky (te horen op RCA 09026-61657-2).
Te midden van de talloze opnamen, verdient die van Abbado een voorkeursbehandeling omdat hij het werk haast kamermuzikaal laat spelen met de nadruk op helderheid, luchtigheid en sprankeling. De koppeling is ook leuk met de keuze tussen een Duits- en een Engelstalige Peter en de wolf.