Prokofiev: Luitentant Kijé suite op. 60; Scythische suite op.; Alexander Nevsky op. 78. Elena Obraztsova (ms), het Londens symfonie orkest en –koor c.q. het Chicago symfonie orkest o.l.v. Claudio Abbado. DG 447.419-2 (78’50”). 1978, 1980
De eerste opdracht om filmmuziek te schrijven kwam voor Prokofiev in het voorjaar 1933. Het gaat over een satirisch verhaal over een soldaat die alleen administratief maar niet werkelijk bestaat. Deze luitenant Kijé paste volmaakt bij het spitsvondige gevoel voor humor van de componist. Hij werkte in Parijs een verrukkelijke zomer aan wat een van zijn populairste en frivoolste werken zou worden.
De symfonische suite begint met Kijé’s geboorte, gevolgd door een romance en twee delen die tegenwoordig vaker worden geciteerd dan destijds: de bruiloft en de fameuze troika. Het verhaal eindigt met de spottend trieste begrafenis van de niet bestaande luitenant.
In zijn uitvoering weerstaat Abbado de verleiding om de Luitenant Kijé suite louter als een uiting van spottende vrolijkheid te presenteren. De melodische lijnen zijn prachtig uitgezet maar ook het pathos en de uitbundigheid van het werk komen goed tot hun recht. Er is geen maat die zo niet de aandacht krijgt en het effect is magisch.
In 1938 leerde Prokofiev tijdens een reis naar de V.S. de technieken om voor de film te schrijven nader kennen. Hij bezocht daar ook Hollywood. De eerste vrucht van zijn nieuwe verworvenheid kon hij tonen in een Sovjet opdracht voor een film van Sergei Eisenstein over de strijd op de Neva rivier tussen Alexander Nevsky’s Russische leger en de Zweedse invasiemacht.
De samenwerking tussen Eisenstein en Prokofiev bleek een godsgeschenk. Hoewel ze uit heel verschillende werelden kwamen, waren ze uitstekend in staat om elkaars kunst te bewonderen en te begrijpen.
De climax van Eisensteins film is de beruchte strijd op het ijs waarvoor Prokofiev de muziek schreef aan de hand van Eisensteins script en die passage werd vervolgens verfilmd om hem bij de muziek te laten passen.
Het resultaat is een van de pakkendste syntheses tussen beeld en geluid waarin geleidelijk een climax wordt opgebouwd totdat het ijs breekt en de Teutoonse ridders verdrinken in het ijskoude water.
Voor de concertzaal bewerkte Prokofiev zijn soundtrack tot een dramatische cantate Alexander Nevsky: “Sta op. gij vrij en dapper volk en verdedig ons mooie vaderland”. Daar eindigt het werk met Nevsky’s triomfantelijke intocht in de stad Psov. Logisch dat Sovjet tendensen niet vreemd zijn aan het werk.
Luitenant Kijé en Alexander Newsky samen zijn ook op DG 419.603-2 verschenen.
De Scythische suite (1915) is een veel vroeger werk waarin de componist nog niet aan de leiband van Sovjet idealen en dictaten vast zat. Het werk is wel omschreven als Prokofievs Sacre. Er zijn niet zoveel twintigste eeuwse composities die net zo suggestief en verbeeldingsvol zijn als het derde deel ‘Nacht’ of even vindingrijk als het eerste, ‘De adoratie van Vélèss en Ala’ met al zijn rijke contrasten. Abbado’s uitvoering bezit veel felheid en welsprekendheid.