CD Recensies

PIJPER: SYMFONIEËN NR. 2, 3; PIANOCONCERT; STRIJKKWARTETTEN NR. 1-5 E.A.

Pijper: Symfonie nr. 2 K. 53; Pianoconcert; Adagio’s voor orkest nr. 1-6; Strijkkwartetten nr. 4 K. 79 en 5 K. 103. Resp. Theo Buins met het Rotterdams filharmonisch orkest o.l.v. Roelof van Driesten en Gaudeaumus kwartet. Donemus CV CD 1 (66’06”). 1984/6

Pijper: Symfonie nr. 3 K. 71. e.a. BBC Symfonie orkest o.l.v. Pierre Monteux. BBL Legends BBCL 4172-2 (76’34”). 1961

Pijper: Strijkkwartetten nr. 1 in f K.23, 2 K. 49, 3 K. 59, 4 K. 79 en 5 K. 103. Schönberg kwartet. Olympia OCD 457 (67’22”)/ 1994

Pijper: Merlijn. Ernst Daniël Smid (b), Marten Smeding (t), Thea van der Putten (s) met het Groot omroepkoor en het radio filharmonisch orkest o.l.v. David Porcelijn. Nederland Muziek NM 92055 (50’19”). 1994

Wie gericht gaat zoeken bij Donemus, Nederland Muziek en op internet vindt gelukkig nog heel wat meer opnamen van werken van Willem Pijper (1894-1947); deze kleine selectie kan daarvoor hopelijk lekker maken. Jammer hooguit dat ze zo versnipperd zijn verspreid. Zo zijn de zes Symfonische epigrammen uit 1928 met Haitink alleen verkrijgbaar in het album RCA Live RCO 11004 te midden van 14 cd’s). 

Staan de jeugdwerken van Pijper nog onder invloed van  Mahler, na W.O. 1 breekt hij onder invloed ban Debussy, Schönberg, Stravinsky en vooral ook Milhaud met die traditie en gaat hij tot de heel avant-gardistische componisten uit die tijd behoren.

Kenmerkend is nu de gelijktijdige en gelijkwaardige manifestatie van innerlijke bewogenheid en cerebrale discipline. Stilistische kenmerken daarvan zijn bijvoorbeeld de toepassing van een uit vier tot zes tonen als kiemcel voor verdere ontwikkeling. Dat sluit het gebruik van de sonatevorm vrijwel uit. Het harmonische gemiddelde is polytonaal met een voorkeur voor gelijktijdig gebruik van tonale centra die een kleine terts of een kwint uit elkaar liggen. Ook een heel gedifferentieerde ritmiek behoort tot deze kenmerken.

Begin jaren dertig kentert de stijl nogmaals op grond van de psychische ontwikkeling van de componist/recensent. Esoterische gedachten verdringen het agressieve, contrapuntiek gaat een grotere rol spelen. Waarschijnlijk is de muziek uit de periode 1921-1932 het meest representatief.

Bij de genoemde opnamen hebben we successievelijk te maken met ter kennismaking met zijn stijl de in ongeveer twintig minuten integraal verlopende Symfonie nr. 2 (1921) die vijf jaar later werd overtroffen door de Symfonie nr. 3 (1926) die werd opgedragen aan Pierre Monteux de dirigent die er altijd een warme pleitbezorger voor bleef. Hij maakte van het werk een opname met het Concertgebouworkest, maar de hier gesignaleerde uit 1963 klinkt een stuk beter. Het eendelige, slechts ruim een kwartier durende werk is goeddeels gebouwd op ostinato motieven en is briljant georkestreerd (vooral voor het slagwerk). Het werk draagt het motto Flectere si nequo superos, Acheronta movebo (Als ik de hemelgoden niet kan beïnvloeden, zal ik de onderwereld bewegen).

Zevendelig is het Pianoconcert (1927), waarvan de delen 1, 3, 5 en 7 voor piano en orkest en 2, 4 en 6 voor pianosolo. Elk heeft eigen thematisch materiaal dat onafhankelijk van elkaar tot ontwikkeling wordt gebracht. Mooier dan Theo Bruins heeft waarschijnlijk niemand ooit het werk vertolkt.

Van de Strijkkwartetten nr. 1-5 (1914, 1920, 1923, 1928, onvoltooid) kunnen we ons geen betere pleitbezorgers voorstellen dan Janneke van der Meer, Wim de Jong, Henk Guitart en Viola de Hoog van het onvolprezen, helaas opgeheven Schönberg kwartet.

De onvoltooide, dus korte opera Merlijn (1939/45) ontstond mee als resultaat van Pijpers vriendschap met Simon Vestdijk. Een bindende factor vormde beider belangstelling voor astrologie. Pijper stond een opera in twaalf episodes naar analogie van de tekens uit de dierenriem voor ogen. Maar hier gaat het verhaal over de tovenaar Merlijn uit de Arthurlegende waar hij zich aan diens hof heeft teruggetrokken en waar problemen zijn ontstaan over de troonsopvolging. Een nog groter praktisch probleem was dat librettist zowel als componist in hun eigen problemen verstrikt raakten, waardoor het sterk symbolistische werk onvoltooid bleef. Maar wat rest is zeker het aanhoren waard.