Paganini: Capriccio’s nr. 1-24 op. 1. Marina Piccinini (fl). Avie AV 2284 (2 cd’s, 1u. 39’55”). 2012
Deze opwindende muziek voor vioolsolo was tijdenlang het summum van viooltechniek demonstratie waarbij deze muziek de essentie bevat van de stijl van de componist. Intussen zijn deze stukken niet meer zo afschrikwekkend als vroeger getuige een nog steeds groeiend aantal jonge violisten (m/v) zoals Julia Fischer, Francesca Dego en James Ehnes (zie Vergelijkende Discografie) die er goed raad mee weten.
We kenden ook arrangementen voor viool en piano, maar de bewerkingen die de Amerikaanse fluitiste Marina Piccinini (Italiaanse vader, Braziliaanse moeder) voor fluit maakte, is een voorlopig unicum.
Al luisterend naar haar voordracht van Piccinini is men geneigd haar de Paganini van de fluit te noemen. Het markante is namelijk dat niet alleen haar voordracht louter technisch gaaf is, dat haar ademtechniek geen moment te kort schiet, dat snel passagewerk geen struikelblok voor haar vormt, maar dat ook haar toon in alle registers zo mooi blijft (dat gaat tot een lage b in nr. 2) en dat haar voordracht zo vloeiend is.
De fluitiste volgt vrij letterlijk de genoteerde noten, maar heeft bijvoorbeeld in nr. 17 het sostenuto begin met de lang aangehouden halve noten herschreven, terwijl ze in de achtste variatie van de afsluitende Caprice staccato toepast waar de viool afwisselend pizzicato en arco heeft.
De fluitistische hoogstandje volgen elkaar snel op, zodat men zelf haast ademloos toehoort. Probeer nr. 5 maar eens als voor de hand liggen voorbeeld van een grote prestatie.
Zou de 1500 jaar oude vechtkunst van de Shaolin monniken die ze beoefent haar bij het virtuoos fluitspelen helpen?