Rachmaninov: Paganinirapsodie op. 43; Chopinvariaties op. 22; Corellivariaties op. 42; Trifonov: Rachmaniana. Daniil Trifonov met het Philadelphia orkest o.l.v. Yannick Nézet-Séguin. DG 479.4970 (79’34”). 2014
Toen Rachmaninov in 1917 Rusland verliet en in 1918 naar de V.S. verhuisde, stopte hij nagenoeg met componeren en richtte hij zich vooral op zijn carrière als pianist. Met zijn Pianoncert nr. 4 had hij in 1926 maar matig succes, doch met zijn laatste werk voor piano en orkest, de Rapsodie op een thema van Paganini op. 43 was het succes in 1934 onmiddellijk en blijvend. Hij stapte hier af van de verouderde emotionaliteit en zijn natuurlijke stijl tot dan toe en componeerde een werk waarin jij verschillende rollen kon vervullen, van lyrische uitbundigheid tot elegante scherpzinnigheid.
Paganini’s thema uit de laatste van zijn Caprices op. 1 had al heel wat componisten geïnspireerd. Rachmaninovs vierentwintig variaties doorweven ook de gregoriaanse zang van het dies irae (variatie 6), een vaak terugkerend motief in zijn werken. De opwindende vindingrijkheid van dit stuk doet vermoeden dat hij zich vrij voelde door te componeren in uiteenlopende stijlen, waaronder zijn ouderwetse lyrische weelderigheid hoorbaar is in de achttiende variatie.
Legio opnamen bestaan al van dit werk en in de onderhanden genomen actualisering van de Vergelijkende Discografie worden deze nader beschouwd.
De muziek klinkt vlot, maar nooit schichtig. Trifonovs pianoklank is verleidelijk en zijn levendige serie pianistische kleuren geeft de muziek energieke vitaliteit en diversiteit. Van donker broeiende sonoriteiten (zoals in variatie 17) tot een perfect ingeschatte schrijnend rubato (variatie 18) en het sprankelende, ritmische gebruis (vanaf variatie 19) is Trifonov zowel in de puntjes beheerst als zinderend spontaan. Waar nodig zijn ook blijken van zwierig vertoon of juist diabolische expressie.
Zijn (ook!) in de V.S., door nostalgie bevangen geschreven vijfdelige Rachmaniana als eerbetoon aan de componist maakt dankbaar gebruik van Rachmaninovs Préludes en Études-tableaux. Best origineel en treffend.
Aansluitend zorgt de pianist voor mee de mooiste opname van de bijzondere Chopin- en de supervirtuoze Corellivariaties. En wat de Paganirapsodie betreft, heeft DG nu twee der fraaiste vertolkingen in huis. De andere is van Wang (DG 477.9308). Andere kandidaten in de hoogste regionen zijn de smachtend romantische Rubinstein (RCA 09026-63035-2), de exuberante Wild (Chesky CD 41), de naar grandeur strevende Ashkenazy (Decca 444.839-2) en de wat nuchterder Hough (Hyperion SACDA 67501/2). Maar tot slot hebben Wang en Trifonov met hun verbeeldingsvolle aanpak de voorlopig de voorkeur van uw scribent.