CD Recensies

RACHMANINOV: CELLOSONATE E.A., KRIJGH

Rachmaninov: Cellosonate in g op. 19; ‘Elegie’ op.3/1 (bew.); ‘Vocalise’ op. 4/3 (bew. Brandukov); Romance ‘In de stilte van de nacht’ op. 4/3 (bew.). Harriet Krijgh en Magda Amara. Capriccio C 5258 (52’41”). 2015

Rachmaninovs prachtige cellosonate uit 1901 begint het drie op haast lome manier gestelde vragen. De cello stelt ze, de piano antwoordt onzeker waarna ze samen die vragen opnieuw stellen en beantwoorden. Deze inleiding moet worden gespeeld alsof beide musici alle tijd van de wereld hebben en geeft tevens een goed beeld van hun onderlinge relatie. De piano is de dominante partner, maar ondersteunt, beschermt en koestert de cello ook. Tenslotte is dit muziek van Rachmaninov, zelf een geweldige pianist. De pianopartij heeft een reikwijdte, kleur en dramatiek van een concert. Maar toch is de cellopartij de cruciale, stuwende kracht in dit turbulente, romantische werk., vooral in de korzelige furie van het allegro scherzando en de uitgelaten, dartele finale met zijn uitgesproken Russische triomfhymne. Het haast hypnotiserend langzame andante met een fascinerende overgang van majeur naar mineur is een van Rachmaninovs geïnspireerdste vocalises. Hier bundelt zich de liedcomponist en meester van de pianoprélude met als resultaat een miniatuurmeesterwerk dat zo liefdevol is, dat het beroemde thema van het tweede pianoconcert erbij verbleekt.

Harriet Krijgh en Magda Amara laten deze sonate op een heel overtuigende manier tot de luisteraar ‘spreken’. De celliste verleent de melodieën een grote mate van gevoelige oprechtheid; ze geeft de muzikale inhoud fraai vorm, maar wentelt zich ook in de prachtige harmonieën naast Magda Amara haast spectaculaire, hartstochtelijke interpretatie van de pianopartij. Mogelijk is het de schijnbare eenvoud van hun benadering in combinatie met hun gedegen techniek die hen samen tot de kern van dit werk brengt.

Minder bekend is dat van deze cellosonate ook een arrangement als altvioolsonate van Vadim Borisovsky bestaat. Wie daar eens naar wil luisteren, kan terecht bij Yuri Zhislin en George-Emmanuel Lazaridis (Somm SOMMCD 046) en eentje voor viool van Yuri Mikhailovsky met Hideko Udagawa en Konstantin Lifschitz (Signum SIGCD 164).

Wat de cellosonate betreft, is de concurrentie natuurlijk moordend, met ook prachtopnamen van o.m. Truls Mørk/Jean-Yves Thibaudet (Virgin 545.119-2), Michael Grebanier en Janet Guggenheim (Naxos 8.550987), Lynn Harrell/Vladimir Ashkenazy (Decca 414.340-2)  en de  uitstekende andere Nederlanders Herre-Jan Stegenga/Jacob Bogaart (EMS SBCD 9600) Mayke Rademakers/Matthijs Verschoor (QuintOne Q 12002).

Wie, zoals hier een heel, zij het wat kort, programma aan weken voor cello en piano van Rachmaninov wil wijden, ziet zich met grote beperkingen geconfronteerd en is aangewezen op bewerkingen. Opvallend is dat alleen de jonge Rachmaninov de cello extra eer aandeed met een sonate. De Vocalise, oorspronkelijk het woordloze laatste lied uit op. 34, ligt zeer voor de hand, de voor piano geschreven Elegie is een aardige vondst, net als de liedbewerking van het op tekst van Fet geschreven ‘In de stilte van de geheimzinnige nacht’. Andere liedbewerkingen dienen zich trouwens ook aan, maar waarom niet de wel gewoon voor cello en piano geschreven 2 Morceaux de salon op. 2 (‘Prélude’, ‘Danse orientale’) uit 1892 en de Romance in f uit 1887? Ze hadden er best bij gekund op deze verder best mooi klinkende cd.