Rameau: Suites in a en e uit Livre de pièces de clavecin boek 1; Suite in D uit Livre de pièces de clavecin boek 2; Nouvelle suites in a en g; La dauphine; Les petits marteaux. Mahan Esfahani. Hyperion CDA 68071/2 (2 cd’s, 2u.08’00”). 2014
De Iraanse klavecinist Mahan Esfahani (1984) doorliep zijn studie niet via de gangbare West-Europese school, maar studeerde in de V.S. en Milaan voordat door Zuzana Růžčová in Praag de laatste hand aan zijn opleiding werd gelegd.
Hoewel Rameau primair organist was, liet hij ook in beperkte mate muziek voor klavecimbel na. Zijn klaviermuziek bestaat uit drie boeken voor solo klavecimbel, enkele stukken voor klavecimbel met fluit- of altvioolbegeleiding, enkele korte solostukken en een handvol bewerkingen van muziek voor het operaballet Les indes galantes. Veel van deze muziek valt op door de rijke combinatie van timbres, virtuoze effecten en vernieuwede harmonieën.
Rameau’s eerste boek solomuziek werd in 1706 gepubliceerd, is typisch zeventiende eeuws van stijl, met een reeks bekende dansvormen en een deels maatloze, improvisatorische prélude, maar ook ‘modern’ in de behandeling van de instrumentkleur en –techniek.
Rameau’s latere bundels uit 1741 en 1747 bevatten karakterstukken met imitaties van vogels en theateramusement naast gewaagde harmonische experimenten, met name in ‘L’ Enharmonique’ uit de suite in g.
En dat alles past mooi op drie cd’s. Bijvoorbeeld met TRevor Pinnock (CR CRD 3310, 3320 en 3330). Op twee cd’s beperkt Christophe Rousset zich tot de essentie. Hij ging Esfahani voor in zo’n vrijwel allesomvattend project (Oiseau Lyre 425.886-2). Ook Sophie Yates leverde een mooie, maar kwantitatief beperktere bijdrage (Chandos CHAN 05659).
De opname die Mahan Estafani maakte, biedt een haast magische combinatie van evenwichtigheid en virtuositeit. Waar de versiering in de Franse barokmuziek vermoeiend en al te kunstmatig kan zijn, is deze in Esfahani’s interpretatie niet alleen een integraal bestanddeel, maar voegt een vitale dimensie toe aan de algehele vertolking. Maar het opwindende van zijn spel is misschien wel hoe hij het ritme behandelt: de inégales die niet echt in de partituur staan, maar niettemin cruciaal zijn voor de eb en vloed van de muziek. Ze worden magnifiek en zonder enig blijk van kunstmatigheid gespeeld.