Rihm: Et lux. Huelgas ensemble o.l.v. Paul van Nevel met het Minguet kwartet. ECM 481.1585 (61’32”). 2014
Tijdens de barok bevond de religieuze muziek zich bij Bach en Händel doorgaans op de breuklijn tussen de nieuwe vrijheid van expressie en de oude dienstbaarheid. Daarvoor was het bij Palestrina, Josquin, Obrecht en Ockeghem tot een formule versteend en daarna raakte dit genre eerst in handen van wereldse componisten als Haydn, Mozart en Beethoven, later van Berlioz, Brahms en Verdi die ironisch genoeg uitstekende religieuze werken schreven. Die traditie waaierde internationaal uit bij Scriabin, Rachmaninov, Fauré, Martin en Vaughan Williams (om slechts enige namen te noemen). Verder in de twintigste eeuw werden lieten Schönberg, Stravinsky en Messiaen zich respectievelijk door het Jodendom, de Russische orthodoxie en het Katholicisme inspireren; Zimmermann door de dood van een jonge dichter. Daarna roepen de vrome klanken van Pärt, Ligeti, Gorecki en Tavener eerder associaties op met een minimalistische manier van sobere uitingen.
Weer anders is het gesteld met het door Rihm in 2009 voor het Hillard ensemble en het Arditti kwartet geschreven vierstemmige Et Lux. Geen dodenmis, maar een ‘anamnese’ (= geheugensteun). Het gaat om onvolledige herinneringen die in de loop der tijd zijn vervaagd op een paar na. De zinsnede ‘Et lux perpetua luceat’ speelt een cruciale rol.
Het strijkkwartet zorgt voor een woordloze ondergrond, de stemmen vullen het gegeven kader in herkenbare polyfonie met requiem flarden in. Het gaat letterlijk om een van extroverte droefenis gespeend werk uit één stuk dat ruim een uur duurt en fascineert.
Uitvoering en opname bevredigen geheel.