CD Recensies

RÓZSA: VIOOL- EN CELLOCONCERT; CONCERT VOOR STRIJKORKEST; NOTTURNO E.A.

Rózsa: Variaties over een Hongaars boerenlied op. 4; De dochter van de wijnboer op. 23; Notturno ungherese op. 28; Celloconcert op. 32. Jennifer Pike (v) en Paul Watkins (vc) met het BBC filharmonisch orkest o.l.v. Rumon Gamba. Chandos CHAN 10674 (65’40”). 2010

 

Rózsa: Vioolconcert op. 24; Concert voor strijkorkest op. 17; Thema, variaties en finale op. 13. BBC filharmonisch orkest o.l.v. Rumon Gamba. Chandos CHAN 10738 (75’08”). 2012

 

Filmfans kennen de van origine Hongaarse componist goed van zijn muziek bij de met Oscars bekroonde films Ben Hur (1959), A double life (1947) en Spellbound (1945). Maar in wezen behoort hij tot de componistenkring rond Kodály en Bartók, verzamelde hij ook volksliederen op het platteland en verwerkte die daarop soms in zijn serieuze werken, zoals de Variaties over een Hongaars boerenlied uit 1929, een aardig, bondig stuk voor viool en orkest waarvoor Jennifer Pike zich met veel toewijding inzet. Het klinkende portret dat Rözsa in ruim een kwartier van De dochter van de wijnboer 1952) schetste heeft een leuk, vrij te interpreteren programmatisch karakter, de Hongaarse nocturne (1964) klinkt vervolgens heel sfeervol, maar het hoofdwerk is natuurlijk is natuurlijk het Celloconcert uit 1969. Het is een zeer welsprekend werk, geschreven voor János Starker dat eerder onder meer door Lynn Harell (Telarc CD 80518) werd geregistreerd Maar ook Paul Watkins bewijst met dwingend, gepassioneerd spel alle eer aan het idiomatische werk; de begeleiding klinkt goed afgewerkt en enthousiast.

Het in 1954 voor Jascha Heifetz geschreven en door hem opgenomen vioolconcert (RCA 09026-61752-2) heeft een hoog lyrisch gehalte. Waar die opname natuurlijk uniek is, maar hoorbaar wat verouderd klinkt produceert Jennifer Pike een veel zangeriger, beschouwelijker lezing die zijn mooiste momenten beleeft in het Kodály-achtige langzame deel. Ze is eigenlijk over de hele linie Robert McDuffie op de al genoemde Telarc cd de baas. Ook het krachtige Concert voor strijkorkest (1943), drie jaar nadat hij uit Hongarije naar de V.S. was geëmigreerd en dat meer overeenkomst heeft met Kodály dan met Bartók maar ook zeer contrapuntisch en motorisch klinkt en dat een heel beeldend lento con gran espressione bevat  plus een finale in dansvorm en Thema, variaties en finale (ook 1943) komen mooi uit de verf. Dat alles draagt bij tot een geslaagde onderneming.