CD Recensies

RAVEL: PIANOTRIO; SONATE VOOR VIOOL EN CELLO; VIOOLSONATE, SAREIKA C.S.

Ravel: Pianotrio in a; Sonate voor viool en cello; Vioolsonate nr. 2 in G. Vineta Sareika (v), Christian-Pierre La Marca (vc), Amandine Savary (p) (Dali trio). Fuga Libera FUG 547 (65’35”). 2008

 

Veel musici enn critic zijn zo onder de indruk van de ingewikkelde en verfijnde kwaliteit van Ravels muziek dat ze niet veel verder kijken dan het oppervlak. Toch heeft bijvoorbeeld het pianotrio een rijke en diepgaande expressie. Het weerspiegelt de onrust en de verschrikkelijke gebeurtenissen van het jaar 1914.

Het werk begint met een zangerig thema en raast vervolgens door, tussen vurige aanmoedigingen en tere overpeinzingen. Het tweede deel heet ‘Pantoum’ naar een Maleise dichtvorm die Ravel omzet in muziek welke de rusteloze openingsmelodie structureert. Een lieflijke melodie zorgt voor contrast, hoewel deze op de achtergrond wordt begeleid door een nerveuze inslag.

Het treurige hart van dhet trio is de ‘Passacaille’: een reeks variaties met een vaste baslijn. Mogelijk koos Ravel deze rigoureuze vorm om om emoties uit te drukken die anders te overweldigend zouden zijn. De finale tracht de angst weg te wuiven met een wervelende virtuositeit.

Pianiste Amandine Savary, violiste Vineta Sareika en cellist Christian-Pierre La Marca geven hier samen als Dali trio (niet genoemd naar de Spaanse kunstenaar, maar naar de Chinese stad) een interpretatie die laat horen hoe pakkend en meeslepend Ravels trio kan zijn. Ze vallen fel op het tweede deel aan, verlenen alle randjes scherpte en banen zich vol overgave door de finale heen. In de ‘Passacaille’ geeft de ongekunstelde intensiteit die de drie musici aan de dag leggen een passend beeld van het bedoelde effect.

Daarmee werd dit een van de waardigste vertolkingen van het trio. Toch mogen we hiernaast Joseph Kalichstein, violist Jaime Laredo en celliste Sharon Robinson (Arabesque  Z 6736-2), het Florestan trio (Hyperion CDA67114), het Trio Wanderer (Harmonia Mundi HMC 195.1967), de Capuçon broers en Braley (Virgin 545.492-2) en Thibauder, Bell, Isserlis (Decca 475.6709, 2 cd’s) niet uit het oog verliezen.

Doorslaggevend bij het bepalen van de keuze kan zijn wat voor koppeling men wenst. Florestan komt met trio’s van Debussy en Fauré, Thibaudet met Chausson, Debussy en Franck) en alleen de Capuçons bieden een identiek programma met zelfs als extra de postume vioolsonate. Opvallend genoeg is in beide opnamen sprake van een bij vlagen iets te robuust klinkende piano.

Vergeleken met andere opnamen van de vioolsonate – met voorop Juillet/Rogé (Decca 475.486-2), Repin/Berezovsky (Erato 0630-15110) en Chang/Vogt (EMI 557.679-2) – weten ook Sareika en La Marca goed te overtuigen; in hun handen krijgt het ‘Blues; deel het bedoelde karakter. 

Maar dat probleem doet zich niet voor in de sonate voor viool en cello die binnen een heel exact kader waar nodig fel of juist verinnerlijkt klinkt. De opname is warm en duidelijk van aard.