Rachmaninov: Pianoconcert nr. 2 in c op. 18; Paganinrapsodie op. 43. Anna Vinnitskaya met het NDR Elbphilharmonisch orkest Hamburg o.l.v. Krzystof Urbanski. Alpha 275 (57’12”). 2016
Toen Rachmaninov in 1917 Rusland verliet en in 1918 naar de V.S. verhuisde, stopte hij met componeren en richtte hij zich op zijn carriere als pianist. Hoewel zijn volgende, vierde pianoconcert gemengde reacties opriep, was zijn laatste werk voor piano en orkest – de Rapsodie op een thema van Paganini uit 1934 – een onmiddellijk en blijvend succes. Hier stapte de componist af van de de verouderde emotionaliteit van zijn natuurlijke stijl en componeerde hij een werk waarin hij diverse rollen kon aannemen: van lyrische uitbundigheid tot elegante scherpzinnigheid.
Rachmaninovs vierentwintig variaties op Paganini’s Capriccio voor soloviool op. 1/24 doorweven ook het gregoriaanse gezang van het Dies irae, een vaak terugkerend motief in zijn werken.
De opwindende vindingrijkheid van dit stuk doet vermoeden dat hij zich vrij voelde door het kunnen componeren in uiteenlopende stijlen, waaronder zijn ouderwetse lyrische weelderigheid, goed hoorbaar in de beroemde achttiende variatie.
Het was te verwachten dat we vroeger of later ook Anna Vinnitskaya uit Novorossiysk (1983) die in 2007 het koningin Elisabeth concours won een keer te horen zouden krijgen in dit tweetal overbekende concertante werken uit het laatromantische repertoire.
Vinnitskaya vertolkt de Rapsodie gestroomlijnd en vlot, maar geen moment schichtig. Ze zorgt voor mooi wisselde pianistische kleuren en verleent de muziek een energieke vitaliteit en diversiteit. Van donker boeiende sonoriteiten (zoals in variatie nr. 17) tot een goed ingeschat rubato (nr. 18) en het sprankelende, ritmisch gebruis (vanaf nr. 19) klinkt ze niet alleen zeer beheerst, maar ook heel spontaan.
In het tweede pianoconcert hadden we diezelfde eigenschappen al kunnen ontdekken. Veel controle, maar geen berekening, sprankelend licht in de hoge passages, donker gebronsd in de lage. Er zijn gepassioneerde dialogen met het orkest.
Nu is Vinnitskaya lang niet de enige die op cd met deze combinatie werken komt: Cécile Ousset (EMI 747.223-2), Lang Lang (DG 477.5499), Jean-Yves Thibaudet (Decca 460.503-2), Valentina Lisita (Decca 478.4890), Stephen Hough (Hyperion CDA 67501/2), Vladimir Ashkenazy (Decca 417.702-2), Bella Davidivitch (Philips 410.052-2), Cécile Licad (CBS MDK 45803), Martino Tiromo (EMI 762.034-2), Zoltán Kocsis (Philips 426.749-2) en Andrei Gavrilov (EMI 749.966-2) behoren tot degenen die haar hierin voorgingen. Zeker niet de geringsten. Naast de meeste van hen verdient ze een plusje op haar conduitestaat. Maar haar geduchtste rivale is en blijft Yuja Wang (DG 477.9308) met haar geweldige opname uit 2010.
Misschien kunt u beter niet denken in termen van vergrotende en overtreffende trappen en Vinnitskaya gewoon op zichzelf waarderen (en bewonderen).