Rachmaninov: Pianotrios nr. 1 in g ‘Trio elégiaque’ en 2 in d op. 9 ‘Trio elégiaque’. Lise de la Salle (p), Bartlomiej Nizol (v) en Claudius Hermann (vc). Philharmonia Zürich PHR 0107 (63’57”). 2016
Wat goed weer iets van Lise de la Salle te horen. Deze studio opname is te danken aan het feit dat zij ‘artist in residence’ was bij het Philharmonia orkest in Zürich en samen met de concertmeester Bartlomiej Niziol en de solo cellist van dat orkest de beide elegische trio’s van Rachmaninov kon maken.
De schaduw van Tchaikovsky valt zwaar over het korte eerste en het uitgebreide tweede trio. In het eerste behandelt de componist zijn materiaal mooi in een lang, goed gevormd deel. Maar in nr. 2 speelt Tchaikovsky een nog grotere rol. Onder de indruk van Rachmaninovs De rots was Tchaikovsky bereid om de eerste uitvoering in januari 1894 te leiden. Toen Tchaikovsky in oktober stierf, schreef de geschokte Rachmaninov het tweede trio ‘ter herinnering aan een grote kunstenaar’, net zoals Tchaikovsky dat had gedaan voor Nikolai Rubinstein.
En in dit werk komt ook een variatiedeel voor op een thema uit De Rots. Dat gebeurt vrij lyrisch en zonder bewuste toespelingen zoals in de elegie van Tchaikovsky, maar wel met een gevoel van schuldplichtigheid.
Aanvankelijk had Rachmaninov de intentie om het inleidende thema op een harmonium te laten spelen, maar later herzag hij dat en tegenwoordig horen we alleen de versie met piano.
Eerder bijvoorbeeld van het Kopenhaags trio (Kontrapunkt 32187), het Kempf trio (BIS CD 1302), het Moskou’s Rachmaninov trio (Hyperion CDA 67178) en Berezovsky c.s. (Warner 2564-61937-2), maar De la Salle en haar partners zijn zeker niet de op één na beste met de pianiste duidelijk en glanzend in de hoofdrol.