Rachmaninov: Pianoconcerten nr. 2 in c op. 18 en 3 in d op. 30. Khatia Buniashvili met het Tsjechisch filharmonisch orkest o.l.v. Paavo Järvi. Sony 88985-402241-2 (70’27”). 2016
In 2012 werkte Khatia Buniashvili al met Paavo Järvi samen, toen met het Orchestre de Paris in de beide pianoconcerten van Chopin (Sony 88691-97129-2). Dat is kennelijk zo goed bevallen dat ze, nu in Praag, met een orkest dat klankmatig beter bij Rachmaninov past, opnieuw met hem de studio in ging.
Het aantal opnamen van dit tweetal concerten individueel groeit gestaag en zelfs van de combinatie van beide staan mooie versies ter beschikking. De oudste is die van de componist zelf met Leopold Stokowski en Eugene Ormandy uit Philadelphia (RCA RD 85977) uit 1939/40. Ook Ashkenazy zorgde hiervoor (Decca 466.375-2) en Janis (Mercury 470.639-2).
Maar Buniashvili en Järvi laten een frisse wind door hun vertolkingen waaien en zorgen voor een der fijnste nieuwe combinaties.
In het eerste deel van nr. 2 heerst meteen spanning en die wordt tot het eind volgehouden, het besluit van het andante is bijzonder geslaagd en niemand kan teleurgesteld zijn over de climax uit de finale.
Het eenvoudige begin van het derde concert profiteert van wat extra warmte in het spel en Buniashvil laat het thema zich innemend en spontaan ontwikkelen. Mooi wordt in de finale geleidelijk – niet te gehaast - de passie met een maximum aan spanning vergroot.
Dat afzonderlijk van beide weken andere prachtuitvoeringen bestaan, is buiten kijf. Van nr. 2 onder meer van Zimerman (DG 459.643-2), Andsnes (Warner 474.813-2), Tharaud (Erato 019029-59546-900 ), Ashkenazy (Decca 417.239-2) en van nr. 3 Argerich (Philips 446.673-2), Volodos (Sony SK 64384) en Sokolov (DG 479.7015) bijvoorbeeld. Maar met de combinatie van beide plaatst Buniashvili zich bescheiden in hun midden.