Rachmaninov: Études tableaux op. 33 nr. 1-9 en op. 39 nr. 1-9 (Hanna Shybayeva); Pianosonates nr. 1 in d op. 28, 2 in bes op. 36; Vocalise op. 34/14 (bew); Oriëntaalse schets; Pianostuk Delmo; ‘De vlucht van de hommel’ uit Tsaar Saltan op. 57 (bew) (Mariana Izman); Préludes op. 23 nr. 1-10; Préludes op. 32 nr. 1-13 (Nino Gvetadze); Morceaux de fantaisie op. 3 nr. 1-5; Variaties op een thema van Corelli op. 42; Morceaux de salon op. 10 nr. 1-7 (Pieter-Jelle de Boer); Chopinvariaties op. 22; Prélude in F; Moments musicaux op. 16 nr. 1-6 (Thomas Beijer). Et’cetera KTC 1450 (5 cd’s, 5u. 53’11”). 2010/3
Toen Rachmaninov- volgens Stravinsky 1m.98 frons - in 1892 zijn Prélude in cis op negentienjarige leeftijd schreef, zou hij ontsteld zijn geweest als hij wist dat dit werk gedurende zijn leven zijn populairste zou blijven.
Deze prélude, de tweede in een reeks van vijf Morceaux de fantaisie, is een opvallend origineel werk en doet denken aan sonore Russische klokken – een geluidswereld die voor deze componist een constante bron van inspiratie zou blijven.
Toen in 1903 de tien préludes op. 23 werden uitgegeven, gaf de componist te kennen ‘geen cyclus van 24 werken in alle grote en kleine terts toonsoorten te willen voltooien’. Maar door grote- en kleine terts toonsoorten af te wisselen, kon hij met de dertien préludes op. 32 zo’n reeks toch afronden. Hij had er slechts 19 dagen voor nodig.
Gedurende vijfenveertig jaar kwam het omvangrijke piano oeuvre tot stand. Maar hoe compleet is ‘volledig’?
Er ontbreekt nogal wat: de canon in e, Madeliefjes (liedbewerking van op. 38/30, 2 dansen uit Aleko, Elegie, een postume Étude-tableau, Fragment in As, Fughetta in F, Seringen (liedbewerking op. 31/5), Morceau de fantaisie in g, 3 Nocturnes, Pianostuk in d; Polka de W.R., het Lied ohne Worte in d. Daarvoor moeten we naar de inderdaad volledige opnamen van Idil Biret (Naxos 8.501005, 10 cd’s,ook afzonderlijk verkrijgbaar als 8.550466, 8.550978, 8.554376, 8.553004. 8.550348, 8.550349, 8.553426 en 8.550347 met die ‘extra’s’ op Naxos 8.554426) en Howard Shelley (Hyperion CDS 44041/8) die daar 8 cd’s voor nodig omdat hij ook nog al Rachmaninovs bewerkingen van werken van Bach, Behr, Bizet, Kreisler, Mendelssohn, Moesorgsky, Rimsky-Korsakov, Schubert en Tchaikovsky meenam.
Het lijkt, nee is alles heel complex en lijkt door mijn summiere opsomming erg verwarrend.
De reeks ‘volledige’ opnamen van Rachmaninovs pianowerken is een van de kroonjuwelen van Vladimir Ashkenazy (Decca 414.417-2, 443.841-2, 455.23402,467.685-2,478.2938, ‘rarities’ 478.2939, ‘transcripties 470.291-2, 475,61980 e.a.). Hij geeft ieder werk iets bijzonders en combineert balans met een technische bravour die hem in zijn jongere jaren zo beroemd maakte. Hij mengt ook zijn karakteristieke geluid met bezielde lyriek, voorzien van een snufje Russische melancholie. Hij is en blijft eerste keus voor het geheel.
Howard Shelley nam de complete reeks op (Hyperion CDS 44041/8) en had daar 8 cd’s voor nodig omdat hij ook al Rachmaninovs bewerkingen van werken van Bach, Behr, Bizet, Kreisler, Mendelssohn, Moesorgsky, Rimsky-Korsakov, Schubert en Tchaikovsky meenam en is ex aequo met Biret een goede tweede keuze.
Bij Et’cetera verdeelde men de taak over vijf Nederlandse pianisten Hanna Shybayeva, Mariana Izman, Nino Gvetadze, Pieter-Jelle de Boer en Thomas Beijer die voor twee derde een Oost Europese achtergrond hebben. Ook zij komen tot grotendeels achtenswaardige resultaten en verdienen om meer dan chauvinistische redenen beslist de aandacht.
Hun cd’s zijn ook afzonderlijk verkrijgbaar: Hanna Shybayeva KTC 1451, Mariana Izman KTC 1452, Nino Gvetadze KTC 1453, Pieter–Jelle de Boer KTC 1454 en Thomas Beijer KTC 1455.