Ravel: Le tombeau de Couperin M 68; Miroirs M. 43; Gaspard de la nuit M 55. Alexander Krichel. Sony 88985-37764-2 (78’55”). 2016
Terwijl Ravel in 1915 wachtte totdat hij voor militaire dienst werd opgeroepen, begon hij aan een pianosuite op basis van Franse barokmuziek. Het werk daaraan werd onderbroken toen hij in april naar het front ging en het duurde tot zijn officiële demobilisatie in 1917 voordat hij verder kon gaan met de compositie.
Het was een bijzonder moeilijke tijd voor Ravel. Zijn geliefde moeder was juist gestorven en hij had in de oorlog veel vrienden verloren. Zo werd Le tombeau de Couperin een soort gedenkteken. Elk van de zes delen is opgedragen aan een gesneuvelde kameraad. In 1918 bewerkte hij heel zorgvuldig een orkestrale versie waarin de fuga en de laatste toccata zijn weggelaten.
Ravel was een extreem gesloten man en bij eerste beluistering doet het werk allerminst aan als gedenkteken. De Prélude bruist vrolijk voort, de opgewekte ritmes van de Forlane suggereren zorgeloosheid, het Menuet is elegant en teer en de Rigaudon is een luchtige dans.
Maar bij nadere beluistering onderscheidt men een melancholieke sfeer in de subtiele dissonantie van die Forlane en ook in de plotselinge onheilspellende climax van het Menuet.
De jonge Duitse pianist Alexander Krichel verkent de spanning tussen de charme aan het oppervlak en de donkere onderstroom van deze muziek. Alles valt bij hem op zijn plaats met mooie stemmingswisselingen en al. Dat deed het natuurlijk ook al bij anderen, zoals Pascal Rogé (Decca 440.836-2), Bertrand Camayou (Erato 2564-60268-2) en Jean-Yves Thibaudet (Decca 433-515-2).
Die trend zet zich voort in de vijf deeltjes van Miroirs. De nachtelijke sfeer van ‘Noctuelles’ is invoelbaar, ‘Oiseaux tristes’ verraadt eenzaamheid, ‘Une barque sur l’océan’ oceaanstromen, ‘Alborada del gracioso’ heeft voldoende Spaans karakter en ‘La vallée des cloches’ bevat sonore harmonieën.
Maar de ware test voor Krichels kunnen komt natuurlijk in Gaspard de la nuit, waar hij het moet
Opnemen legen lieden als Argerich (Doremi DHR 8029) en Aimard (Warner 2564-62160-2), Pogorelich (DG 463.678-2 en Michelangeli (BBC classics BBCL 4064-2).
Ook dat lukt aardig en toont aan, dat Krichel over grote pianotechnische kwaliteiten beschikt. Hooguit het ‘Scarbo’ nog iets duivelser, koortsachtiger kunnen zijn. De Sony technici zorgden voor een mooie pianoklank.
Misschien is het goed om ook eens te luisteren naar eerdere opnamen van Krichel, zijn opname met concertante werken van Chopin, Hummel en Mozart (Sony 88875-00287-2), zijn Lisztrecital (Telos TLS 129) en zijn Rachmaninov Pico 2 en Moments musicaux (Sony 88875-12277-2).